De ontzetting uit het ambt van notaris Le Coultre door het Amsterdamse hof kan in stand te blijven, en kan wel degelijk worden gecombineerd met een maximale geldboete van 20.750 euro. Tot deze conclusie komt de procureur-generaal. Update 15/2/2021: de Hoge Raad heeft het advies overgenomen.
Notaris Martijn Le Coultre uit Laren werd in november vorig jaar in hoger beroep uit het ambt ontzet. Ook legde het Gerechtshof Amsterdam hem een maximale geldboete van 20.750 euro op. De toedracht: de notaris had zichzelf gedurende de afwikkeling van een internationale nalatenschap verrijkt met ruim 2,2 miljoen euro uit de erfenis.
Le Coultre trad op namens een groep – onterfde – Brazilianen in de nalatenschap van de Belgische bankiersfamilie Carlier. Deze nalatenschap van de in oktober 2007 overleden Marie-Antoinette Carlier – met een waarde van zo’n 200 miljoen euro – omvatte onder meer landgoederen, natuurgebieden en diverse onroerende zaken. Voor het beheer van de landgoederen werden stichtingen opgericht; de notaris benoemde zichzelf tot bestuurder van zo’n stichting. In deze rol ontwikkelde hij een constructie waarbij hij zowel bestuurder als certificaathouder was.
Vervolgens bleef de notaris naar eigen zeggen ‘zitten’ met de opbrengst van de verkoop van het landgoed – ruim 4 miljoen euro – nadat de Braziliaanse erfgenamen afstand hadden gedaan van een deel van de erfenis. Daarom boekte hij zijn aandeel in de opbrengst ter waarde van 2,2 miljoen euro in de periode 2009-2011 middels drie transacties over naar zijn privérekening. Vervolgens werd de stichting ontbonden.
Vertrouwelijke brief Belastingdienst
Het Bureau Financieel Toezicht startte in 2015 een onderzoek naar het handelen van Le Coultre na een signaal van de Belastingdienst en diende uiteindelijk tuchtklachten in. Zowel de Kamer voor het Notariaat als het Gerechtshof Amsterdam oordeelden dat de notaris zijn kerntaken ‘ernstig had veronachtzaamd’ en legden ontzetting uit het ambt op. Het hof voegde hier bovendien de boete van 20.750 euro aan toe.
Le Coultre stapte met het arrest van het hof naar de Hoge Raad met de vraag of een combinatie van ontzetting uit het ambt met een geldboete wel mag, en of er in de tuchtprocedure wel genoeg rekening is gehouden met het equality of arms-beginsel. Dit omdat de notaris een brief van de Belastingdienst aan de toezichthouder, het Bureau Financieel Toezicht (BFT), niet mocht inzien.
Dat had volgens Le Coultre gemoeten om zijn beroep op overschrijding van de klachttermijn door het BFT beter te kunnen onderbouwen: het BFT was volgens hem al eerder op de hoogte van de geldstromen uit 2009-2011, maar ging pas in 2015 over tot actie. En dat zou wijzen op verstrijking van de klachttermijn.
EVRM
Van een ‘oneerlijk proces’ als gevolg hiervan is echter geen sprake, zo heeft procureur-generaal Langemeijer onlangs geconcludeerd, waarbij hij zich onder meer baseert op Art. 6 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit artikel is van toepassing omdat ‘de ontzetting uit het ambt van een notaris, met alle gevolgen van dien, is aan te merken als een vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen in de zin van die verdragsbepaling.’
Als de rechtsnorm van een ‘eerlijk proces’ volgens het EVRM wordt aangehouden tegen het tuchtrecht voor notarissen, kan hieruit echter ‘niet worden afgeleid dat een procespartij in het notarieel tuchtrecht ook aanspraak heeft op kennisneming van stukken die niet in het geding zijn gebracht,’ aldus de conclusie. En de betreffende vertrouwelijke brief van de Belastingdienst die Le Coultre wilde inzien was niet ingebracht in de tuchtprocedure.
“Op grond van art. 101 lid 2 Wna is de notaris gerechtigd om kennis te nemen van ‘de op de zaak betrekking hebbende stukken’,” motiveert de procureur-generaal. “Die regel ziet slechts op de stukken van de tuchtrechtelijke procedure en het daarin gehouden vooronderzoek. Deze wet bevat geen regels voor de inzage van stukken die (nog) niet in de tuchtrechtelijke procedure ter kennis van de tuchtrechter zijn gebracht.” In deze zin is de notaris niet onevenredig benadeeld, vindt de procureur-generaal: het Amsterdamse hof heeft niet in strijd met de beginselen van het EVRM gehandeld.
Geldboete naast ontzetting uit ambt is mogelijk
Verder komt de procureur-generaal tot de slotsom dat het hof inderdaad naast de ontzetting uit het ambt ook een geldboete mocht opleggen. Le Coultre wierp tegen dat de maatregel betrekking heeft op gedragingen van voor 2013, toen de tuchtrechter nog niet bevoegd was om notarissen te beboeten. Bovendien zou een boete enkel met een waarschuwing, berisping of schorsing mogen worden gecombineerd, aldus een formulering van de wetgever destijds, en niet met een ontzetting uit het ambt.
De procureur-generaal geeft aan dat Le Coultre hier weliswaar ‘een punt heeft’, maar dit kan niet zelfstandig tot cassatie leiden. Mogelijk heeft de wetgever destijds niet ‘gedacht aan de mogelijkheid een ontzetting uit het ambt van notaris te combineren met het opleggen van een geldboete’.
Maar dat is kortom niet beslissend: “Niet kan worden staande gehouden dat de combinatie van een ontzetting uit het ambt en een geldboete praktisch nut ontbeert: het BFT wijst er terecht op dat het opleggen van tuchtrechtelijke maatregelen ook mogelijk is ten aanzien van notarissen die ten tijde van het tuchtrechtelijk oordeel hun ambt inmiddels hebben neergelegd. Daarom acht ik het onjuist, een limitatieve opvatting als in het cassatiemiddel genoemd aan de wetgever toe te schrijven.”
Klik hier voor de gehele conclusie
Update 11/12: de slotpassage van dit artikel inzake de geldboete is iets uitgebreid. Verder stond Le Coultre per abuis omschreven als ‘voormalig notaris’. Zolang de Hoge Raad nog geen uitspraak heeft gedaan, is de ontzetting uit het ambt nog niet van kracht.