Zijn smeekbedes bij het Amsterdamse Gerechtshof sorteerden geen effect. Een 55-jarige notaris uit het arrondissement Arnhem-Leeuwarden is afgelopen week ook in hoger beroep uit het ambt ontzet, nadat hij zelf tot twee keer toe de bewaringspositie van zijn kantoor in gevaar had gebracht.
Op 12 maart 2021 legde de Kamer voor het Notariaat Arnhem-Leeuwarden al de zwaarste tuchtmaatregel op aan deze notaris, na een reeks gegronde klachten van de notariële toezichthouder, het Bureau Financieel Toezicht (BFT). BFT-medewerkers ontdekten bij controles van de administratie dat er in het eerste kwartaal 2020 op enig moment sprake was geweest van een negatieve bewaringspositie bij het notariskantoor, en wel van ruim 114.000 euro. Nader onderzoek wees bovendien uit dat de bewaringspositie van het notariskantoor al eerder negatief was geweest.
Een van de oorzaken van het tekort: de notaris had in maart 2020 in totaal drie miljoen euro overgemaakt van de derdengeldenrekening van zijn kantoor naar een beleggingsrekening, omdat hij wilde beleggen in Shell-aandelen. Hier was haast bij, want op dat moment was de koers net gunstig, aldus de notaris. Een bedrag overmaken van de derdengeldenrekening was op dat moment het makkelijkst, vond hij. Hoewel hij de kwaliteitsrekening weer aanvulde vanuit zijn eigen holding, was er toch even sprake van een negatieve bewaringspositie à 114.183 euro. Bovendien werd er nog eens een ton van de derdengeldrekening overgeboekt, terwijl het saldo al negatief was, merkte het BFT op.
Tegenover het Gerechtshof Amsterdam erkent de notaris zijn fouten; zijn hoger beroep is dan ook enkel gericht tegen de maatregel van ontzetting uit het ambt. Hij zegt zijn handelen te betreuren, dat hij binnenkort zal defungeren en zijn notarispraktijk wil verkopen, om daarna als bijvoorbeeld freelance kandidaat-notaris te gaan werken. In afwachting daarvan zijn de ICT- en administratiesystemen wel zo aangepast dat van de kwaliteitsrekening alleen nog betalingen aan cliënten kunnen worden gedaan, stelt hij. Ook wordt voortaan twee tot drie keer per week de bewaringspositie berekend, gecontroleerd en opgeslagen, veel vaker dan bij een gemiddeld kantoor, claimt de notaris.
Het BFT houdt het hof echter voor dat het vaste rechtspraak is dat een inbreuk op de bewaringsplicht door een notaris in beginsel leidt tot ontzetting uit het ambt. Bovendien hebben de verschillende overboekingen van de kwaliteitsrekening in dit geval ‘op verschillende “inkeermomenten” en op twee verschillende dagen plaatsgevonden’.
Het gerechtshof sluit zich hierbij aan en bekrachtigt de uitspraak van de Kamer voor het Notariaat. Bovendien is er in dit geval sprake van ‘een herhaling van normschendingen’, redeneert het hof: ‘De notaris gedraagt zich in die zin als een recidivist. […] Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de notaris niet (voldoende) blijk ervan gegeven zich bewust te zijn van de laakbaarheid van zijn handelen.De door de notaris gedane spijtbetuiging ter zitting worden door hem niet in een normatief, maar veeleer in een economisch kader geplaatst.’
In dat kader zou een lichtere maatregel, zoals een lange schorsing, niet op zijn plaats zijn, vindt het hof.