De Almeerse notaris Maarten Prinsze is dinsdag ook in hoger beroep uit het ambt ontzet. Wat het Gerechtshof Amsterdam betreft heeft hij met een valse brief over pallets vol contant geld ‘het aanzien van de beroepsgroep in diskrediet gebracht en het maatschappelijk vertrouwen daarin beschadigd’.
Prinsze was in 2018 al twee keer drie maanden geschorst wegens andere Wwft-gerelateerde overtredingen. Sinds 2017 is hij het onderwerp van een langdurig strafrechtelijk onderzoek, dat nog altijd gaande is. In afwachting van zijn hoger beroep tegen zijn ontzetting uit het ambt in eerste instantie, probeerde de burgemeester van Almere eind vorig jaar het notariskantoor te sluiten, omdat het criminele activiteiten zou faciliteren. De rechter oordeelde echter dat dit besluit bestuursrechtelijk gezien onvoldoende was gemotiveerd, zodat notariaat Prinsze open mocht blijven.
De notaris werd in september 2017 aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij oplichting en het witwassen van crimineel geld. Hij zat enkele weken in voorarrest. Bij zijn kantoor Prinsze Notariaat in Almere werd administratie en zo’n 12.000 euro in beslag genomen.
Pallets met 1,5 miljard Bolivars
Tijdens zijn hechtenis werd de notaris onder meer verhoord over een brief voorzien van zijn stempel en handtekening, waarin hij bevestigde dat een bedrijf over anderhalf miljard Venezolaanse Bolivars beschikte, in contanten. De notaris had de pallets met het geld met eigen ogen gezien, op een filmpje op de telefoon van een betrokkene. ‘Ik zag biljetten, ik kan me herinneren dat het Bolivars waren.’ Bij doorzoekingen werden zulke pallets niet gevonden. Het OM vermoedt daarom dat Prinsze eind augustus 2016 een valse brief heeft opgesteld, met het doel ‘derden ervan te overtuigen’ dat een partij legaal 1,5 miljard Bolivars in bezit had.
Naast het strafrechtelijk onderzoek diende het Openbaar Ministerie ook een tuchtklacht in tegen de notaris. Volgens het OM beschikt Prinsze niet ‘over de integere grondhouding en het normbesef om het notarisambt op zorgvuldige wijze uit te oefenen’. Zijn verweer dat hij niet tegelijkertijd tuchtrechtelijk vervolgd zou mogen worden op basis van hetzelfde feitencomplex, faalt ook in hoger beroep. Het strafrecht dient immers een ander doel dan het tuchtrecht, stelt het hof. “Het tuchtrecht bewaakt het aanzien van de beroepsgroep, beschermt het belang van een goede beroepsuitoefening en bevordert de kwaliteit daarvan zodat de samenleving daarin vertrouwen kan (blijven) stellen.”
Misbruik van maatschappelijke positie
Hoewel Prinsze bij het hof erkent niet zorgvuldig genoeg te zijn geweest – hij controleerde niet of de contante Bolivars echt bestonden –, staat volgens hem niet vast dat de bewuste brief in strafrechtelijke zin vals is opgemaakt. Hier gaat het hof niet in mee, en bovendien: “Dat een transactie met deze enorme hoeveelheid contant geld gefaciliteerd zou kunnen worden, had voor de notaris uit een oogpunt van Wwft-verplichtingen al reden moeten zijn om zijn medewerking aan het opstellen van een dergelijke verklaring te onthouden.” Het was niet alleen zorgvuldig, de notaris maakte misbruik van zijn maatschappelijke positie door eraan mee te werken, aldus het hof.
Het verweer van Prinsze dat hij onder meer zijn kantoororganisatie en dienstverlening heeft verbeterd en dat hij niet onder verscherpt toezicht is geplaatst, kan hem niet baten. Het hof bekrachtigt de maatregel die de Kamer voor het Notariaat oplegde, omdat ‘ontzetting uit het ambt onontkoombaar was geworden’. Ook de eerdere misstappen en schorsingen wegen hierin mee.
“De notaris heeft het aanzien van de beroepsgroep in diskrediet gebracht en het maatschappelijk vertrouwen daarin beschadigd door de kernwaarden van het beroep – zorgvuldigheid, integriteit en onafhankelijkheid – ernstig te schenden,” oordeelt het hof. “Alleen oplegging van de zwaarste maatregel – ontzetting uit het ambt – is daarop een passende en noodzakelijke reactie.”