Uit onderzoek blijkt dat een nieuw mailherkenningssysteem ingevoerd moet worden om het verschoningsrecht beter te waarborgen. Dit filtersysteem dat mailverkeer tussen advocaat en cliënt herkent voorkomt dat opsporingsdiensten en het OM ongewild kennisnemen van de inhoud die valt onder het verschoningsrecht.
Uit onderzoek van de Universiteit Leiden (in opdracht van de NOvA) blijkt dat aan de ene kant opsporingsdiensten in staat gesteld moeten worden goed onderzoek te kunnen doen en aan de andere kant het contact tussen advocaat en cliënt vertrouwelijk moet blijven. Een belangrijke aanbeveling die volgt uit het rapport is dat er door de juridische ketenpartners samen met de wetgever nagedacht moet worden over effectievere waarborgen voor het verschoningsrecht via andere middelen dan telefonisch contact via de geheimhoudertelefoon.
Jeroen Soeteman en Hoofdofficier van Justitie (en portefeuillehouder verschoningsrecht) Michiel Zwinkels zijn van mening dat het OM en de NOvA een gezamenlijke opdracht hebben naar zowel opsporingsdiensten als de advocatuur om het verschoningsrecht te voorzien van waarborgen. ‘Het wederzijdse wantrouwen draagt niet bij aan een oplossing. Daarom praten we hier nu ook samen over oplossingen, want uiteindelijk blijken we niet zover uit elkaar te zitten. Wij willen de vertrouwelijke communicatie tussen advocaat en cliënt helemaal niet in handen krijgen’, stelde Zwinkels in een interview met het FD eerder.
Het mailherkenningssysteem is een van de onderwerpen waar Soeteman en Zwinkels met elkaar in gesprek over zijn. In het rapport wordt geadviseerd om een automatische mailherkenning in te voeren na inbeslagname van grote databestanden. ‘We zijn daar zelfs al mee bezig, zowel technisch als juridisch. Om te kijken wat mogelijk is en hoe we dat kunnen vormgeven’, aldus Soeteman in het FD.
Lees hier het rapport.