Het was een zittingsdag met tal van onverwachte wendingen, de meineedzaak tegen de voormalige rechters Westenberg en Kalbfleisch. Op het programma stond het getuigenverhoor van voormalig griffier Van der Togt, maar de publicaties uit het strafdossier in NRC Handelsblad van zaterdag gooien de boel stevig in de war. En aan het eind van de dag vliegen de advocaten elkaar in de haren. Een verslag in vier aktes.
Door Lucien Wopereis
De eerste akte
Volgens de advocaten van de voormalige rechters, Stijn Franken en Roel Kerckhoffs, is door de publicaties in NRC Handelsblad het recht op fair trial geschonden. Getuigen zijn mogelijk beïnvloed, het strafproces is ontregeld. De advocaten willen weten wie er heeft gelekt, en vragen daarom om getuigenverhoor van Peter Poot, directeur van Chipshol. Die is in de zaal aanwezig als slachtoffer, en hij beschikt in die hoedanigheid over het strafdossier. Hij moet het wel geweest zijn, denken de advocaten.
Zowel de rechtbank als het Openbaar Ministerie laten weten ernstig ontstemd te zijn over de publicaties in de krant. De Rijksrecherche heeft al een onderzoek ingesteld, zegt rechtbankvoorzitter Krol. Poot’s advocaat, Liesbeth Zegveld, wijst erop dat er al eerder gelekt is in de zaak, namelijk toen NRC publiceerde dat de rechters vervolgd zouden worden, en dat destijds het lek bij het OM gezeten moet hebben.
Maar Peter Poot, eenmaal beëdigd, geeft het meteen toe. Hij heeft een journalist van NRC gedurende twee a drie uur inzage gegeven in het dossier, al ergens in juli. Hij heeft zich zo boos gemaakt over de gang van zaken rond de twee rechters dat hij die stap noodzakelijk achtte, ondanks een ondertekende geheimhoudingsverklaring. “Ik wilde laten zien waar de top van de rechterlijke macht toe in staat is. Getuigen worden onder druk gezet, er worden brieven gelekt, er wordt gelekt naar kranten. Ik wilde in het belang van de rechtsstaat laten zien welke spelletjes er gespeeld worden.”
De tweede akte
Het getuigenverhoor van mevrouw van der Togt is bij aanvang buitengewoon lastig te volgen vanwege een ondeugdelijke geluidsinstallatie en ook het geringe stemvolume van mevrouw zelf. Het levert een schorsing op van een kwartier, inmiddels de derde.
Mevrouw Van der Togt zegt bij haar eerdere verklaringen, afgelegd bij Rijksrecherche en rechter-commissaris, omtrent de vriendschap tussen Westenberg en Kalbfleisch te blijven. “Gevoelens van boosheid en onrechtvaardigheid” hadden haar ertoe gedreven om die vriendschap anoniem te melden aan Nieuwe Revu, dat destijds berichtte over De Liegende Rechter, Westenberg. Toen die anonieme melding geen gevolgen had, stapte zij uiteindelijk naar de Haagse rechtbankpresident Hofhuis om haar hart te luchten. Die stelde de zaak niet onder de pet te kunnen houden, waarna haar naam tegen haar zin in de publiciteit kwam.
Van der Togt handhaaft en herhaalt haar verklaringen diverse keren op de grote lijnen, maar op onderdelen laat haar geheugen haar met enige regelmaat in de steek. Zo confronteert Franken haar met een door haar geschreven e-mail, waarin ze aangeeft dat ze een eerdere publicatie in HP/De Tijd over Chipshol – uit 2006 – heeft gelezen. Franken wil weten hoe het kan dat er niet toen al een belletje bij haar is gaan rinkelen. Van der Togt kan zich de e-mail niet herinneren, en de vraag ook niet beantwoorden. “Dat weet ik niet meer.”
De verdediging vindt het ook vreemd dat ze in 2007 een anonieme brief stuurt naar Nieuwe Revu, en in 2008 een e-mail aan Westenberg waarin ze hem feliciteert met een (tijdelijke) overwinning op advocaat Smit. Die had Westenberg ervan beticht rechtstreeks met advocaten te bellen in de Chipsholzaak. “Fijn dat u de zaak tegen Smit heeft gewonnen,” laat ze in de e-mail weten. Van der Togt nu: “Ik had de anonieme brief geschreven, en daarmee was voor mij toen de kous af.”
Op een bepaald moment raakt de rechtbank ontstemd over een aantal speculerende antwoorden van de oud-griffier. Tijdens het getuigenverhoor blijkt dat ze een verklaring onder ogen heeft gehad van een van de broers Van Andel, de vrienden van Kalbfleisch ten behoeve waarvan hij geïntervenieerd zou hebben in de Chipsholzaak. Die blijkt haar te zijn toegestuurd door een zekere Ottens, een vroegere studiegenoot. De rechtbank wil weten hoe die Ottens aan de verklaring van Van Andel kwam: had hij die soms gekregen van de familie Poot? Van der Togt: “Dat neem ik aan van wel ja, dat zou kunnen.” De rechtbank: “Mevrouw, wij willen heldere antwoorden.”
De amourette tussen Van der Togt en Kalbfleisch komt uiteraard ook ter sprake. Van der Togt verklaart dat die verhouding op een gegeven moment doodbloedde, maar dat er nooit sprake is geweest van ruzie. Ze bleven na de relatie vriendschappelijk met elkaar omgaan, en dineerden nog met elkaar.
Tenslotte gaat het nog over geld. Van der Togt heeft naar eigen zeggen ruim 40.000 euro uitgegeven aan advocaatkosten. Ze had een advocaat in de arm genomen om haar naam uit de publiciteit te houden. “Ik heb me ten einde raad aan haar vastgeklampt.” De advocaat schreef 97 declarabele uren, zonder enig resultaat. Van der Togt kreeg wel wat van de kosten vergoed door de rechtbank, maar lang niet alles. De Raad voor de Rechtspraak weigerde bij te springen, net als minister en staatssecretaris. Maar, zegt ze: “Ik heb geen geld aangenomen van meneer Poot. Het gaat mij niet om geld, maar ik wil ook niet alles zelf betalen.”
Kalbfleisch en Westenberg horen alles aan, en laten de advocaten het werk doen, op een enkele vraag ter verduidelijking na. Kalbfleisch laat de rechtbank nog wel even snel weten dat “de oren hem van het hoofd vallen”.
De derde akte
Meneer Ottens, “gepensioneerd zelfstandig adviseur”, blijkt in de zaal aanwezig. Zijn rol moet duidelijk worden, vindt de verdediging: wat zijn zijn connecties met Chipshol en de familie Poot? Ottens mag het getuigenbankje in.
Ottens blijkt een voormalig gemeenteraadslid van Haarlemmermeer, en in die hoedanigheid kreeg hij met het dossier Chipshol te maken. Hij werkte veertig jaar voor verschillende instanties van Justitie, in onder andere gevangeniswezen, IND en reclassering. Nu adviseert hij de familie Poot bij juridische en politieke kwesties inzake Chipshol, vooral op het gebied van ruimtelijke ordening. Zijn betrokkenheid verklaart hij ook uit “de stand van de rechtsstaat, waar ik mij ernstige zorgen over maak”. Met de strafzaak heeft hij naar eigen zeggen niets van doen.
Ottens verklaart dat hij inderdaad de verklaring van Van Andel, afgelegd in de civiele zaak die door Chipshol is aangespannen, per e-mail heeft voorgelegd aan Van der Togt. Die verklaring is dus niet afkomstig uit het strafdossier, onderstreept Ottens. Oud-griffier Van der Togt zou de verklaring op bepaalde punten kunnen toetsen op juistheid, zo was het idee. Ze had echter op geen enkele wijze gereageerd op de e-mail, en hij bevestigt daarmee op dit punt de eerdere lezing van Van der Togt.
Peter Poot, hij heeft op verzoek van de rechtbank tijdens het verhoor van Ottens de zaal verlaten, mag daarna weer verklaren. Hij bevestigt op zijn beurt het verhaal van Ottens, zij het dat er op één punt een groot verschil bestaat. Ottens verklaarde dat hij Poot had geadviseerd om NRC geen inzage te geven in het strafdossier. Poot zegt dat hij Ottens daarover niet heeft geraadpleegd.
Slotakte
De zitting loopt op het eind als Stijn Franken zich nogmaals negatief uitlaat over de publicaties in NRC Handelsblad. Collega hoogleraar en advocaat Zegveld reageert als door een wesp gestoken, omdat Franken volgens haar suggereert dat zij bij de publicatie betrokken is geweest. “Ik weet dat de rol van het slachtoffer in de rechtszaal betrekkelijk nieuw is, maar dat ontslaat deze raadsman niet van de plicht tot een correcte bejegening. Zijn uitlating is onheus en grievend.”
Franken laat haar opmerking langs zich heen glijden. “Ik heb haar naam niet genoemd. Als ze zich aangesproken voelt, dan kan ik daar niets aan doen.”
Iedereen staat op om de zaal te verlaten, maar dan laat Westenberg nog even van zich horen. Hij vraagt de rechtbankvoorzitter of de rechtbank nu gaat raadkameren. Zo ja, dan wil hij daar graag bij zitten. Rechtbankvoorzitter Krol lijkt het curieuze verzoek nog even serieus te overwegen ook, als hij antwoordt dat Westenberg daar dan toch niets mag zeggen. Maar dan knikt hij. “Nee meneer Westenberg, dat gaan we niet doen.”