“Het is nu tijd om meters te maken en aan de slag te gaan.” Dit schrijft demissionair minister voor Rechtsbescherming Dekker in een enthousiaste Kamerbrief over het experiment van de Orde van Advocaten om advocaten in dienst van een rechtsbijstandsverzekeraar ook niet-verzekerden te laten bijstaan.
De Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid had de minister begin januari verzocht om een reactie over de eerste voorzichtige stappen van de NOvA richting een opener juridische markt. Dit nadat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) openlijk had opgemerkt dat, hoewel ‘een stap in de goede richting‘, het experiment nog verder zou mogen gaan, uitgaande van de vraag of ook ‘andere bedrijven dan rechtsbijstandsverzekeraars’ niet onder vergelijkbare voorwaarden hun advocaten kunnen laten werken.
Dekker ziet dit wel zitten, blijkt uit zijn Kamerbrief van afgelopen week: het experiment biedt kansen om meer ervaring op te doen met advocaten in alternatieve bedrijfsstructuren, schrijft hij. Bovendien is het experiment nadrukkelijk ‘een opmaat voor een beleidstraject waarin de NOvA onderzoek doet naar een meer fundamentele systeemwijziging van de Verordening op de advocatuur’, zo staat in de brief.
“Het doel hiervan is om ervoor te zorgen dat het stelsel van de advocatuur innoveert zonder dat de kernwaarden en de kwaliteit in het gedrang komen,” aldus de minister. “Ik meen dat de experimenten-paragraaf en het gestarte traject in samenhang beschouwd, een eerste goede stap is in het creëren van ruimte voor alternatieve bedrijfsstructuren.”
Innovatie bevorderen
Daarbij zegt Dekker de genoemde vraag van de ACM over het verder openbreken van de markt te delen. “Een breder en gedifferentieerder aanbod kan immers innovatie bevorderen en kan leiden tot een betere prijs-kwaliteitsverhouding. Dit zou voor rechtzoekenden de drempel kunnen verlagen om juridische bijstand in te roepen. Ik juich het toe als nieuwe aanbieders zich aandienen, waarbij het uiteraard wel van belang is dat steeds gekeken wordt welk publiek belang met het aanbod gediend is.”
In dat kader zouden nieuwe aanbieders van juridische diensten met hun innovatie ook moeten bijdragen aan verbetering van de toegang tot het recht, vindt Dekker. “En als zij advocaten (in dienstbetrekking) inzetten, dan is het van belang dat de kernwaarden en de kwaliteit niet in het gedrang komen, overeenkomstig het door de NOvA ingezette beleidstraject.”
De komende tijd gaan gesprekken tussen ministerie, ACM en NOvA door, om ‘te bekijken of er een breder gevoelde behoefte van marktpartijen en rechtzoekenden bestaat naar nieuwe mogelijkheden voor juridische ondersteuning’.