Als het aan minister De Jonge (Binnenlandse Zaken) ligt, houden rechters het recht om verkozen te worden tot gemeenteraadslid, lid van de Provinciale Staten of van een waterschap. Hij keert zich daarmee tegen twee moties uit de Tweede Kamer die een stokje wilden steken voor die functiecombinaties.
Op 10 april 2024 debatteerde de Tweede Kamer over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en de Wet op de Raad van State. Doel van de wetswijziging is het versterken van de integere, onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak. Een van de voorstellen in de wetswijzigingen is een verbod op de functiecombinatie rechter en parlementslid.
Twee Kamerleden vinden dit verbod niet ver genoeg gaan en hebben daarom moties ingediend. Kamerlid Helderling (BBB) vindt dat rechters ook geen lid mogen worden van gemeenteraden of Provinciale Staten. De motie van Kamerlid Vondeling (PVV) gaat nog een stapje verder en neemt ook waterschappen mee in het verbod.
Fundament van democratische rechtsstaat
Minister Weerwind van Rechtsbescherming gaf al eerder aan dat hij deze moties te ver vindt gaan. Minister De Jonge schaart zich daar in een Kamerbrief nu achter. Hij schrijft:
“Het kiesrecht is het fundament van onze democratische rechtsstaat en verdient onze bescherming. Inperking van het passief kiesrecht mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor het te bereiken doel, in dit geval: de waarborging van onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak. De kans dat een rechter zich moet buigen over een regeling waar hij zelf als decentrale volksvertegenwoordiger bij
betrokken is geweest is gering. Bij een lidmaatschap van het Europees Parlement of de Staten-Generaal is dat gegarandeerd, in dat geval ziet de wetgevende bevoegdheid immers in beginsel op alle terreinen.”
Volgens De Jonge zijn er genoeg instrumenten om om ervoor te zorgen dat mogelijke schijn van belangenverstrengeling of onpartijdigheid in de rechtspraak wordt voorkomen. Bovendien, zo waarschuwt hij, kan een kan een algeheel verbod potentieel grote gevolgen hebben voor zowel de werklast bij de rechtspraak als het aantal beschikbare kandidaten of vertegenwoordigers in de lokale democratie.