Hij steekt zijn minachting voor deken Germ Kemper bij de Raad van Discipline nauwelijks onder stoelen of banken, Bram Moszkowicz. “Ik kan uw beschuldigingen aan mijn adres niet meer bijhouden. U heeft er een dagtaak aan, ik heb echter ook nog andere dingen te doen.”
Door Lucien Wopereis
Moszkowicz stond woensdag voor de tuchtrechter wegens uitlatingen in De Telegraaf. Daar zei hij over rechter Van Oosten, voorzitter van de rechtbank in de zaak Wilders: “Er waren onthutsende opmerkingen van rechters en het niveau van sommige advocaten van benadeelden was beschamend. Rechtbankvoorzitter Marcel van Oosten, die ik kende als een joviale man met humor, bleek te zijn veranderd in een krampachtige, humorloze magistraat. Hij was kennelijk van bovenaf volgestopt met opdrachten.”
Kemper is van mening dat Moszkowicz zich niet zo mag uitlaten, omdat daarmee de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter in twijfel worden getrokken. “Het is een aanval op het rechterlijk gezag als je een rechter ervan beticht dat hij zich door andere zaken laat leiden dan de inhoud van het dossier. Het is een aanval op het rechterlijk gezag als je een rechter ervan beticht te zijn volgestopt met opdrachten van boven.”
Moszkowicz heeft de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van Van Oosten helemaal niet ter discussie willen stellen , zegt hij. “Als ik twijfel aan de onpartijdigheid van een rechter, dan wraak ik hem. Die weg ken ik wel.” Wat hij echter wel constateerde was dat Van Oosten, die hij al jarenlang kende als “buitengewoon prettige rechter”, zich tijdens het proces Wilders anders gedroeg dan normaal. “Volgens mij heeft hij instructies gekregen van rechtbankpresident Eradus. De opdracht: hou hem kort. Dat dacht ik toen, dat denk ik nu. Ik mag dat denken, en ik mag dat ook uiten.”
Het “a-typische” gedrag van Van Oosten bestond eruit dat hij Moszkowicz vier keer achter elkaar onderbrak over de uitspraak van een naam van een getuige, dat hij “buitengewoon onbeschoft” midden in een gesprek ineens wegliep naar de raadkamer en dat hij Moszkowicz bestraffend toesprak toen deze een krant tevoorschijn pakte (“Gaat u nu de krant zitten lezen?”), terwijl deze ten behoeve van de zaak uit een artikel wilde citeren. Maar: “Ik heb niet willen betogen dat Van Oosten niet onafhankelijk of niet onpartijdig is.”
Aan het slot van de zitting wordt Moszkowicz gevraagd waarom hij – ondanks een eerdere toezegging aan Kemper – niet schriftelijk heeft gereageerd op de verwijten van de deken. Volgens Moszkowicz regende het op een bepaald moment klachten en andere verwijten aan zijn adres – zo was er het verhaal dat hij een stagiaire liet spioneren op de rechtbank en zou hij te kort hebben gepleit in de zaak Wilders. “Er was zo’n cumulatie van klachten dat ik dacht: wat heb ik nu aan mijn broek hangen? Ik dacht: ik ga die man (Kemper, L.W.) niet eens meer antwoorden, ik zie het wel op de zitting.”
Uitspraak 12 december