
Veel advocaten kiezen ervoor om zich te specialiseren in hun vakgebied, maar Kirsten Maes (32) en Tim Robbe (47) gingen nog een stap verder: zij promoveerden naast hun juridische carrière. Het was een intensief traject, dat niet alleen hun kennis heeft verdiept, maar ook hun rol als advocaat.
“Ik ben door de wetenschap een betere advocaat geworden en door de advocatuur een betere wetenschapper”, vertelt advocaat aansprakelijkheidsrecht Kirsten Maes (Van Benthem & Keulen). Ze promoveerde in 2020 aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht. “Als advocaat werk ik in het heden: hoe pas ik het recht toe? Wat zijn de kansen en risico’s in een procedure? Als wetenschapper kijk ik meer naar de toekomst: hoe dient het recht zich te ontwikkelen? Omdat ik als advocaat met de voeten in de klei sta, kan ik die vraag beter beantwoorden. Het is de wet van de communicerende vaten: de combinatie van advocatuur en wetenschap verdiept mijn rechts kennis.”

Na haar rechtenstudie begon Maes in 2015 als advocaat-stagiair bij Van Benthem & Keulen. Vlak daarna startte ze met haar promotietraject. Haar proefschrift, Secundaire aansprakelijkheid: Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de reikwijdte van de zorgplicht van beheerders van private ruimten, bouwde voort op haar scriptie, waarvoor ze diverse prijzen ontving. “Mijn scriptie ging over secundaire aansprakelijkheid: niet alleen kijken naar de partij die de schade primair heeft veroorzaakt, maar ook naar wie dat had kunnen voorkomen. Het is een actueel onderwerp, omdat er steeds meer vragen komen over dit soort secundaire verantwoordelijkheden van overheden, scholen, politie of sportverenigingen bij incidenten.”
“Aanleiding om onderzoek te doen naar dit onderwerp, was het dodelijke schietincident in het winkelcentrum Ridderhof in 2011 in Alphen aan den Rijn. De schutter, Tristan van der V., had een legaal vuurwapen en de politie is uiteindelijk door het hof en de Hoge Raad in 2019 secundair aansprakelijk gesteld vanwege het verstrekken van de wapenvergunning. Na gesprekken met mijn scriptiebegeleider hoogleraar Ivo Giesen, besloot ik te promoveren op dit onderwerp. Van Benthem & Keulen steunde me hierin: ik kreeg vier jaar lang een dag per week doorbetaald om aan mijn proefschrift te werken, naast mijn werkzaamheden als advocaat-stagiair en de beroepsopleiding. Ik denk dat die combinatie uniek was.”
Diepgang en intellectuele uitdaging
Advocaat aanbestedingsrecht Tim Robbe (Victor Advocaten) werkte aanvankelijk als juridisch en strategisch adviseur voordat hij tien jaar geleden besloot de advocatuur in te gaan. “Toch miste ik diepgang en intellectuele uitdaging. Als advocaat krijg je een casus voorgelegd die je oplost. Maar ik wilde ook de fundamenten van het recht onderzoeken en waar mogelijk ter discussie stellen. Dat bracht me bij de wetenschap.
Ik schreef af en toe provocatieve blogs over aanbestedingen, want ik ben best kritisch op de verplichting van overheden om concurrentie toe te passen: bijna alles moet worden aanbesteed. Mijn blogs trokken de aandacht van hoogleraar privaatrecht Chris Jansen van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Hij benaderde me met de vraag of ik bij hem wilde promoveren.”

Het leidde tot het proefschrift: Verdelingsrecht en democratische rechtsstaat: Democratische en rechtsstatelijke overwegingen bij het met mededinging verdelen van schaarse vergunningen, subsidies, overheidsopdrachten en overheidseigendom. “Ik zet vraagtekens bij de verplichting van overheden om
bijna alles aan te besteden. Neem het leerlingenvervoer”, vervolgt Robbe, ervaringsdeskundige als vader van een autistische zoon die dagelijks met een dergelijke taxibus naar school wordt gereden. “Als ouders, kinderen en chauffeurs tevreden zijn, waarom dan de contracten elke vier jaar opnieuw aanbesteden? Onder het mom: misschien vinden we een betere of goedkopere. Moeten we dat juridisch zo willen? Een ander voorbeeld: is het gewenst om de aanleg van een rotonde Europees aan te besteden? Ik ben een Europeaan in hart en nieren, maar waarom niet de opdracht aan een plaatselijke aannemer gunnen, zodat de lokale economie daarvan profiteert?”
In tegenstelling tot Maes werkt Robbe niet in loondienst, maar als advocaat-ondernemer. “Financieel was promoveren goed te doen, al heb ik het eerste jaar significant minder omzet gehaald. Ik heb veel werk gedelegeerd: collega’s die zaken overnamen, deadlines in de gaten hielden of een kwaliteitscontrole deden. Soms zei ik op kantoor: ‘Jongens, de komende maand ben ik bezig met literatuurstudie en mijn theoretisch kader schrijven!’ Om daarna weer weken alleen met de advocatuur bezig te zijn. Ik heb niet een vaste dag in de week vrijgemaakt, al was het af en toe wat chaotisch omdat alles door elkaar heen liep.”
Een proefschrift is geen pleitnota
Maes vond het soms pittig: promoveren naast de advocatuur en de beroepsopleiding. “Een proefschrift schrijven kost heel veel tijd. Het lukte natuurlijkniet in die ene dag die ik kreeg van mijn kantoor. Ik heb er ook in de avonden en weekenden extra tijd aan besteed. Hoe ik dat deed? Goed plannen en gedisciplineerd leven: de wekker op tijd zetten en dan met mijn boeken en laptop in een koffietentje werken. Naast sociale activiteiten besteedde ik vrije uurtjes aan mijn proefschrift. Als je wil promoveren
naast je werk, moet je er dingen voor laten. Maar ik ben een juridische nerd en vind schrijven ontzettend leuk. Het was echt mijn project, mijn woorden en mijn onderzoek. De laatste fase van het schrijven van mijn proefschrift vond ik wel zwaar. Het was goed dat ik het proefschrift na vier jaar heb kunnen afronden.”
Ook Robbe moest in die eindfase flink doorbuffelen. “Overdag werken en na het eten ging ik tot drie uur ’s nachts door. Het heeft wel wat nachtrust gekost. Het prettige was dat mijn vrouw thuis alles had overgenomen.” Het lukte hem om het proefschrift in drieënhalf jaar te schrijven. “Ik was al jaren met het
onderwerp bezig. Het was meer een logische stap dat ik het een keer in een proefschrift zou uitwerken. Een van de redenen dat het is gelukt, komt doordat ik begon tijdens de eerste lockdown in coronatijd. Voorheen reed ik 60.000 kilometer per jaar het land door voor vergaderingen en onderhandelingen met
gemeenten. Dat viel weg en is niet veranderd, omdat we tegenwoordig alles via schermen doen. Het heeft mij extra tijd opgeleverd.”
Zowel Robbe als Maes vinden dat het promoveren hen vooral veel heeft gebracht. Maes: “Ik was 28 toen ik promoveerde, had net mijn diploma voor de beroepsopleiding op zak en was nog hartstikke jong. Maar ik mocht met recht zeggen dat ik specialist was op het gebied van aansprakelijkheidsrecht en zo word ik sindsdien ook beschouwd. Sinds mijn promotie krijg ik veel podia om mijn verhaal te vertellen: op congressen, in wetenschappelijke artikelen, in de media en als wetenschapper aan de Universiteit Utrecht waar ik nog steeds een aanstelling heb. De doctorstitel heeft inhoudelijk een enorme toegevoegde waarde voor mijn advocatenpraktijk.”
“Het is belangrijk om me te blijven realiseren dat een wetenschapper een andere pet op heeft dan een advocaat. Een proefschrift is geen pleitnota en vice versa. Als advocaat ben ik natuurlijk partijdig. Dat moet ook, want het hoort bij de kernwaarden om je cliënt goed te adviseren, ook al is de positie van de wederpartij sympathieker. Maar als wetenschapper moet ik een objectieve bril opzetten, afstand nemen. Als advocaat ben ik gewend om heel efficiënt te werken, want je schrijft je tijd, maar als wetenschapper moet ik juist de tijd nemen om over de materie na te denken. Als advocaat weet ik waar ik naartoe wil, als wetenschapper moet ik accepteren dat er soms geen keiharde conclusie is. Die afwisseling houdt me scherp.”
Robbe beaamt dat: “Als wetenschapper moet je per definitie objectiever of zelfs naïever kijken naar alles wat je bestudeert en met meer vraagtekens dan een advocaat. Een advocaat moet zoveel mogelijk feiten in het kader leggen, kijken hoe hij de zaak kan winnen en framen voor de cliënt. Als wetenschapper moet je bijna naïever in de wereld staan.”
Goed plannen
Robbe, die vanaf 2025 ook enkele dagen per week aan de VU is gaan werken, vindt het boeiend om de koppeling tussen wetenschap en praktijk te volgen en hieraan bij te dragen. “In mijn proefschrift bespreek ik bijvoorbeeld hoe gemeenten subsidies moeten verdelen. Gemeenten geven al decennia een-op-een subsidies aan welzijnsinstellingen, bijvoorbeeld voor bingoavonden in buurthuizen. De welzijnsinstelling vraagt het aan, en als die een goed verhaal heeft, krijgt zij het in principe. Maar wat als er in potentie meer partijen zijn die interesse hebben in die subsidie? Komt er dan een concurrentieverplich ting met meerdere partijen en hoe groot is die reikwijdte? Het staat haaks op hoe gemeenten met hun welzijnsinstelling omgaan. Momenteel loopt er een zaak bij de Raad van State waarbij ik een gemeente in het zuiden van het land bijsta. Ik ga letterlijk mijn proefschrift inbrengen.”
Voor wie naast de advocatuur een wetenschappelijke carrière ambieert, doet er verstandig aan het ambitieuze promotietraject goed te plannen en in stukjes te knippen. Daar zijn zowel Maes
als Robbe het over eens. “Op dag één denken: ik moet nog vier jaar, is natuurlijk niet te overzien”, besluit Maes. “Een proefschrift werk je stukje voor stukje uit. Zo creëer je successen op korte termijn. Zorg er daarnaast voor dat je werkgever je steunt en wees bereid om je eigen tijd in een promotie te investeren. Maar het allerbelangrijkste: doseren. Want hard werken is leuk, maar volhouden is beter.”
Robbe voegt toe: “Het is essentieel dat de randvoorwaarden op orde zijn: geld, energie, tijd en steun. Dus zorg dat er financiële ruimte is en dat je partner en je gezin je steunen. Die moeten accepteren dat je de komende vier jaar regelmatig ondergedoken zit in je werkkamer. En als laatste: voel verwondering voor het waarom. In je advocatenpraktijk zul je af en toe een zaak hebben waarvan je denkt: oké, ik kan het nu wel zo bepleiten, maar hoe zit het nu echt? Er zijn twee bloedgroepen in de advocatuur: mensen die advocaat zijn en mensen die werken als advocaat. Ik ben een van die laatsten en daarom vind ik interactie met de wetenschap een prachtige uitdaging.”