Sinds 1 juni mag ze zich een van de jongste – zo niet dé jongste – managing partners binnen de grote advocatuur noemen: Daphne Broerse (39), de nieuwe managing partner van Norton Rose Fulbright in Nederland. Onder haar leiding moet de Amsterdamse vestiging de komende vijf jaar in omvang verdubbelen. “Er is voor ons nog genoeg te winnen.”
Door Joris Rietbroek
Foto: Sofie Simao Photography
Vanaf de oprichting van de Amsterdamse vestiging in 2002 is Broerse verbonden aan Norton Rose. Sinds de fusie met het Amerikaanse Fulbright & Jaworski in juni 2013 is de naam Norton Rose Fulbright, een van de grootste advocatenkantoren ter wereld. Haar praktijk richt zich op infrastructurele projecten en publiek-private samenwerking, onroerend goed, milieurecht en administratief recht.
De ambitie om meer te zijn dan enkel een uitmuntend advocaat had ze altijd al, vertelt Broerse tijdens een geanimeerd gesprek in haar kantoor op de 24ste etage van de Amsterdamse Rembrandttoren, waar een kleine 40 fee earners – waarvan 13 partners – werkzaam zijn. Dus werd zij in 2008 al op haar 32ste partner, om het vervolgens een kleine zeven jaar verder tot managing partner van de Nederlandse vestiging te schoppen. Ze volgt Ep Hannema op, die deze post bijna tien jaar lang bekleedde.
Broerse begon haar carrière bij Legal Services van PwC, maar stapte al snel over naar de advocatuur. Na een korte periode bij het toenmalige Trenité Van Doorne kreeg ze via een open sollicitatie de kans om bij het nét in Amsterdam geopende Norton Rose zelf de bestuursrechtsectie op te zetten. “Dat was ook al best bijzonder. En ambitieus: ik had immers nog maar drie jaar ervaring.”
Wat trok je toen aan in dat nieuwe kantoor?
“Norton Rose bood me de ultieme combinatie die ik zocht: een advocatenkantoor dat heel projectmatig werkt en vanuit die insteek innovatief met het recht omgaat. Juist het feit dat ik de afgelopen dertien jaar ben opgegroeid met Norton Rose Fulbright en ons bedrijf en netwerk zo goed ken, maakt dat ik zoveel zin heb in deze nieuwe rol. Ik vind het werkelijk een eer.”
Is er ruimte om je eigen praktijk te blijven voeren?
“Ik blijf mijn infrastructure praktijk er volledig naast doen. Ik vind het namelijk te leuk om te laten gaan. Ik zal het de komende jaren kortom drukker krijgen, maar ik heb het geluk dat ik een heel goed team om me heen heb, dat veel zelf kan doen.”
Op je 32ste werd je partner. Ambieerde je dit altijd al?
“Zeker. Ik zie het partnerschap echt als een badge of honor; het laat zien dat je goed in je vak bent en dat je gewaardeerd wordt door collega’s. Dat maakt het tot een bijzondere baan. Maar het partnerschap staat je ook toe je sterk te maken voor het kantoor, om mede de strategie te bepalen en het kantoor verder te brengen. Dat geeft echt een extra dimensie aan het werk en dat wilde ik heel graag.”
Dan is de benoeming tot managing partner hierin een mooie volgende stap.
“Inderdaad. Daarbij zitten we als Norton Rose Fulbright momenteel in een bijzondere fase. We hebben inmiddels een goede naam opgebouwd in Nederland; nu is het tijd om die positie te consolideren terwijl we doorgroeien.”
Hoe kwam je in beeld voor deze functie?
“Ik denk dat het ook hogerop wel bekend was dat ik oprecht heel enthousiast ben over dit kantoor en dat ik me er graag voor inzet. Zo kwam mijn naam steeds vaker bovendrijven, terwijl ik al goed bekend was met het hoofdkantoor in Londen en er duidelijk support voor me was vanuit Amsterdam. Met onze partners hebben we een gedeelde visie op waar we als kantoor heen moeten. We gaan ervoor om verdere groei, naamsbekendheid en een uitbreiding van de clientèle te bewerkstelligen. Ik ga dus niet ineens het roer omgooien, wel gaat Norton Rose Fulbright in Nederland zich verder ontwikkelen.”
Op welke manier?
“We zetten flink in op groei, richting 70 tot 90 fee earners in 2020, dus grofweg een verdubbeling van de huidige grootte van ons kantoor. De afgelopen jaren zijn er al nieuwe partners en enkele of counsel aangesteld, via een goede mix van organische groei binnen kantoor en het aantrekken van mensen van buitenaf. Zo worden we niet té groot, wat met onze industriefocus ook niet noodzakelijk is. Onze mensen zien er zelf ook niet de meerwaarde van in om bij een gigant te werken; zij voelen zich op deze schaal meer verbonden met de organisatie.”
In hoeverre kun je als plaatselijke managing partner een eigen koers varen?
“We zijn uiteraard het Nederlandse onderdeel van een internationaal kantoor. Er is echter een prettige balans tussen ‘wat Londen vraagt’ en de mogelijkheid tot het varen van een eigen koers. Zo is de internationaal afgesproken industriefocus natuurlijk heilig. Dat is het raamwerk waar vanuit het kantoor kan groeien en ontwikkelen. Op welke manier je dit wilt bereiken en welke accenten je hierin wilt leggen, mag de vestiging echter zelf bepalen. Dus als wij met een goed onderbouwd verhaal verkondigen dat wij onze pijlen scherper willen richten op de energiemarkt, dan zegt Londen: ‘Prachtig, moet je doen’. Goede ideeën krijgen support van de organisatie. Dat vind ik een fijne manier van zelf managen en gemanaged worden.”
Vanwaar de nadere focus op het energierecht?
“Als alles goed gaat, wordt per 1 juli de nieuwe wet Windenergie op zee van kracht. Dat betekent dat er tussen nu en 2019 3450 megawatt aan windenergie nabij de Nederlandse kust in de markt wordt gezet. Dat is een project dat ook op internationaal vlak zijn weerga niet kent, met een waarde van miljarden aan subsidies. De hele markt, van bouwer tot financier, kijkt hier halsreikend naar uit. Wij ook; hier willen we aan meedoen en er is goede hoop dat dit gaat gebeuren.”
Wat zijn je verdere speerpunten voor de komende jaren?
“Internationale cliënten die een deal met een Nederlands aspect willen sluiten, weten ons heel goed te vinden. Ook de Nederlandse markt weet ons al goed te vinden, maar we kunnen hier nog een slag maken, onder meer door pro-actiever naar buiten te treden en te laten zien wat we kunnen betekenen. We zijn immers een van de grootste advocatenkantoren ter wereld. Mede dankzij de industriefocus kennen we onze buitenlandse collega’s bijzonder goed. Gezamenlijk trekken we op en kunnen we onze cliënten op globaal niveau bedienen met behulp van een schat aan wereldwijd opgedane juridische kennis. Op die manier biedt je ontzettend veel meerwaarde, ook aan Nederlandse cliënten. Die internationale kennis en ervaring kunnen we nog beter voor het voetlicht brengen.”
Hoe Angelsaksisch is de sfeer binnen dit Amsterdamse kantoor?
“Wij zijn een Nederlands kantoor met een eigen visie en met onze eigen ideeën en mensen, maar dan wel met een Angelsaksische inslag. Er zijn veel internationale collega’s, dus er wordt veel Engels gesproken en veel dossiers zijn Engelstalig. Er wordt hard in teamverband gewerkt, en successen worden samen gevierd. Dat is tot op zekere hoogte wel een Angelsaksische sfeer, maar daar zitten wij volgens mij al met al heel ontspannen in. Ik zie die sfeer ook terug op het hoofdkantoor in Londen, of in Singapore en Dubai. Er bestaat dus zeker een bepaalde Norton Rose Fulbright-cultuur; in dat kader worden wereldwijd onze partners gekozen. We werden altijd ‘the friendly firm’ genoemd in Londen. Dat vinden we iets moois en hebben we omarmd. Je kunt om naardere dingen bekend staan.”