GroenLinks, PvdA en SP pleiten via een gezamenlijke motie voor een hogere beloning voor advocaten in toevoegingszaken. De partijen vragen het kabinet de puntentoekenning in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand beter af te stellen op de werkelijke tijdsbesteding in een zaak. Minister Dekker van Rechtsbescherming is vooralsnog niet van plan extra te investeren in rechtsbijstand, schreef hij deze week.
De motie wordt donderdag ingediend tijdens het Tweede Kamer-debat over de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie, dat woensdag begint.
Tweede Kamer-leden Kathalijne Buitenweg (GroenLinks), Michiel van Nispen (SP) en Attje Kuiken (PvdA) verwijzen in hun motie naar de Commissie Van der Meer, die eind oktober concludeerde dat advocaten en andere rechtsbijstandverleners ‘geen redelijke bijdrage ontvangen voor het leveren van rechtsbijstand aan on- en minvermogenden’. Zij verzoeken de regering daarom ‘op korte termijn aan te geven hoe de puntentoekenning in het huidige stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand in overeenstemming kan worden gebracht met de werkelijke tijdsbesteding van rechtsbijstandsverleners’.
Daarnaast zal GroenLinks een amendement indienen in een poging de verlaging van het budget voor rechtsbijstand in ZSM-zaken terug te draaien. Verder pleit SP’er Van Nispen er in een door de linkse partijen gesteunde motie nog eens voor om de griffierechten voor rechtzoekenden met een laag inkomen te schrappen.
Het is echter de vraag of er een Tweede Kamer-meerderheid te vinden is voor deze voorstellen. De drie linkse partijen hebben samen 37 zetels. Daarbij liet minister van Rechtsbescherming Sander Dekker (VVD) begin deze week in een brief aan de Tweede Kamer weten geen extra geld in de gefinancierde rechtsbijstand te willen pompen. Opvolging van de aanbevelingen van de Commissie Van der Meer, waaronder wijziging van het puntentarief en de manier van puntentoekenning, zou jaarlijks zo’n 127 miljoen euro extra aan toevoegingssubsidies kosten.
Wel wil Dekker ‘de betrokken organisaties uitnodigen’ om met verbeteringen te komen voor herziening van het stelsel, doch ‘binnen de huidige budgettaire kaders. […] Zo wil ik gezamenlijk komen tot een voorstel waarmee binnen de kaders van het regeerakkoord wordt bereikt dat de rechtzoekende een snelle, laagdrempelige en adequate oplossing van zijn juridische probleem krijgt en de rechtsbijstandsverlener een adequate vergoeding ontvangt’.
Zolang de herziening gaande is, dient de minister geen nieuw wetsvoorstel in. ‘Reden hiervoor is dat mijn eerder geschetste aanpak, om naast bovengenoemde maatregelen tot een voorstel voor herziening van het stelsel te komen, kan leiden tot andere inrichtingskeuzes’.