Advocaat Liesbeth Zegveld wordt definitief niet vervolgd voor smaad, laster of belediging vanwege uitspraken die zij heeft gedaan over de manier waarop mariniers de treinkaping bij De Punt in 1977 beëindigden. Dat heeft het Gerechtshof Amsterdam begin deze week bepaald.
De mariniers maakten op 11 juni 1977 met geweld een einde aan de treinkaping in Drenthe, die toen al drie weken gaande was. De Staat had opdracht gegeven tot de bevrijdingsactie, waarbij twee gegijzelde passagiers en zes kapers om het leven kwamen.
Zegveld, advocaat gespecialiseerd in mensenrechten bij Prakken d’Oliveira, staat de nabestaanden bij van twee van de omgekomen kapers. Zij en haar cliënten zijn in 2015 een civiele procedure begonnen bij de rechtbank Den Haag, met als vordering dat de rechtbank voor recht verklaard dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door deze kapers dood te schieten. Ook eisen ze een schadevergoeding. De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat het geweld niet onrechtmatig was; de zaak loopt nog in hoger beroep.
Een groep voormalige mariniers viel over meerdere uitspraken die Zegveld in het kader van de procedure deed in interviews, zoals in 2017 in de Provinciale Zeeuwse Courant: “De mariniers deden kil hun werk. Ze maken ze af en zijn klaar. In no time is het gepiept.” In een interview met RTV Drenthe vertelde ze onder meer: “Deze mensen waren totaal uitgeschakeld en lagen in hun eigen bloed, die had je gewoon kunnen aanhouden. En dan is het heel ernstig als je mensen alsnog doodschiet en het recht dus in eigen hand neemt […].” Het OM had al bepaald dat dit geen onrechtmatige uitspraken zijn, een besluit waartegen de oud-mariniers een beklag indienden.
Deze en andere uitspraken zijn volgens het Gerechtshof Amsterdam echter duidelijk gedaan in de context van de procedure tegen de Staat. ‘Het is aannemelijk dat beklaagde die uitspraken heeft gedaan omdat zij vond dat deze van belang waren voor die procedure, onder andere om daarmee getuigen te vinden die nog gehoord zouden kunnen worden,’ stelt het hof. En er is ‘slechts beperkte ruimte om de uitspraken van een advocaat die in het belang van haar cliënten in of buiten de rechtszaal zijn gedaan, te beoordelen.’
Het Amsterdamse hof ziet daarbij niet dat Zegveld de betrokken mariniers expliciet ‘moordenaars’ heeft genoemd. ‘Uit de gewraakte citaten komt dat niet naar voren en voor zover klager de wel gebruikte woorden zo begrepen heeft, kan uit de context niet worden afgeleid dat beklaagde klager zo heeft willen kwalificeren, laat staan dat dit zou opgaan voor alle mariniers of de BBE-M als geheel.’
Dat door de weergave van een interview in de media enige context kan wegvallen, valt een advocaat daarbij niet te verwijten, aldus het hof. Mocht deze zaak toch voor een strafrechter worden gebracht, dan zou die oordelen dat de uitspraken vallen onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting.
Foto: Hollandse Hoogte / Martijn Gijsbertsen