Het fenomeen prejudiciële vraag wordt steeds bekender. Het aantal door de Hoge Raad beantwoorde prejudiciële vragen is de afgelopen vijf jaar verdubbeld. Voor het team Cassatie van Ekelmans & Meijer, specialisten op het vlak van vermogensrecht en (appel)procesrecht, zijn lastige procesrechtelijke kwesties dagelijkse kost. Zij worden regelmatig door advocaten gevraagd om advies of om even te sparren.
De betrokkenheid van zo’n specialist in een vroeg stadium kan zinvol zijn als de verwachting is dat de zaak bij de Hoge Raad zal belanden. Of omdat zich in de zaak een kwestie aandient die mogelijk direct aan de Hoge Raad kan worden voorgelegd, omdat die zich leent voor een prejudiciële vraag.
Welke aspecten spelen daarbij een rol?
Voor de prejudiciële vraag is het nodig dat zich in de zaak een rechtsvraag voordoet waarvan te verwachten valt dat deze in meer zaken speelt. Is dat zo? Valt er een zaak-overstijgende vraag te formuleren? Is het nodig om daarmee nu al naar de Hoge Raad te gaan? Wat zijn de gevolgen van de mogelijke antwoorden voor het verdere verloop van de zaak? Zijn er misschien wel redenen om het stellen van die vraag indien de wederpartij daarop aanstuurt juist te vermijden?
Deze brede en overstijgende benadering is voor ons team Cassatie zeer vertrouwd. Een recent voorbeeld is de zaak die leidde tot de prejudiciële beslissing van 13 oktober 2017. Het ging daarin om de vraag naar de grenzen van de bevoegdheid van de fiscus om belastingschulden van een fiscale eenheid te verrekenen met boedelschulden. In deze zaak waren onze cassatieadvocaten vanaf het begin betrokken.
Er zijn naar onze indruk meer zaken waarin deze route zou kunnen worden gekozen. Een route waarmee de omweg van een tijdrovende appelinstantie wordt vermeden. Wij helpen u graag bij het verkennen daarvan.
Meer informatie? Kijk op www.cassatie.nl of neem direct contact op met Derk Rijpma via Rijpma@ekelmansenmeijer.nl of David de Knijff via deknijff@ekelmansenmeijer.nl, 070-3746308.