Wat is de langste zin in de gepubliceerde rechtspraak van 2022? Net als vorig jaar ging advocaat Raimond Dufour hiernaar op zoek in de ECLI-dataset. Volgens Dufour komt de meest wijdlopige zin op conto van het Haagse gerechtshof.
In een blog op de website van het kantoor waarvoor Dufour werkt, Coda Advocaten, schrijft hij dat de langste zin uit 2022 ‘maar liefst 251 woorden ofwel 1666 tekens lang is’. Hoewel de rechtspraak afgelopen jaren met projecten als een heuse ‘Klare Taal Bokaal’ probeert te werken aan toegankelijke communicatie, is de zin daarmee 29 woorden langer dan de langste zin het jaar ervoor. Deze was toen afkomstig van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Dufour stelt verder dat de langste zinnen in de rechtspraak in het strafrecht te vinden zijn. ‘De tenlasteleggingen zijn vaak oeverloze opsommingen die om een of andere reden altijd in één zin moeten worden geformuleerd,’ aldus de advocaat. Deze zinnen heeft Dufour echter niet meegenomen in zijn ‘onderzoekje’ omdat ze niet afkomstig zijn van de rechter, maar van het openbaar ministerie. Ook citaten zijn buiten beschouwing gelaten.
Het arrest waarin de langste zin van vorig jaar voorkwam oordeelt over de ontruiming van een huurster aan de zelfkant van de maatschappij. Zo wordt in de uitspraak gerept over zaken als illegale prostitutie, loverboypraktijken, huurachterstanden en overlast. Na lang procederen moet de huurster uiteindelijk toch haar woning ontruimen van de rechter. Gezien de aard van de zaak vindt Dufour dat bij de formulering van de uitspraak te weinig rekening is gehouden met de betrokken partijen. Anderzijds vindt hij de zin niet erg moeilijk leesbaar. Dit ondanks de lengte.
Voor de nieuwsgierigen en zij die zelf willen oordelen, de langste zin van 2022 uit de gepubliceerde rechtspraak is als volgt:
‘Maasdelta heeft er verder op gewezen dat [verweerster] ondanks de laatste kans die haar is geboden bij vonnis van 6 december 2019 is doorgegaan met het niet betalen van de huur en de huurachterstand is opgelopen tot € 4.694,32, dat deze betalingsachterstand in het kader van de WSNP weliswaar wordt ingelopen met € 50,- per maand, maar Maasdelta daardoor ongewild vastzit aan een betalingsregeling van bijna acht jaar, dat [verweerster] ook na het vonnis van 17 maart 2020 geen pogingen heeft ondernomen om te komen tot een regeling met haar crediteuren, dat [verweerster] door de overlast die voortvloeide uit het bedrijfsmatig gebruiken van haar woning voor prostitutie de leefbaarheid van de straat ernstig heeft aangetast, dat de overlast de buren van [verweerster] ertoe heeft gebracht hun huurovereenkomst op te zeggen en Maasdelta deze woning vanwege de voortdurende overlast niet aan een ander kan verhuren en dus huurinkomsten derft, dat [verweerster] ondanks diverse pogingen daartoe van Maasdelta en de Gemeente geen medewerking heeft verleend aan het op een minnelijke wijze beëindigen van de overlast, dat de overlast tijdelijk stopt op het moment van uitbrengen van een ontbindingsdagvaarding, maar daarna weer doorgaat, dat de eventuele na maart 2020 verminderde overlastmeldingen veeleer verband hielden met de lockdown dan met verbeterd gedrag van [verweerster], dat de overlast zich gelet op de meldingen van omwonenden en de getuigenverklaringen wel degelijk nog steeds voordoet en dat [verweerster] de woning in strijd met de Algemene Huurvoorwaarden en ondanks aansporingen daartoe van Maasdelta niet heeft voorzien van stoffering en inventaris.’