Al vijf jaar houdt een advocaat geen kantoor meer vanwege ziekte. Toch wil hij koste wat het kost de titel advocaat behouden. Dit kan niet: het Hof van Discipline heeft hem maandag dan ook – op verzoek van de Raad van de Orde en evenals de Raad van Discipline – van het tableau geschrapt.
De advocaat in kwestie houdt tot de zomer van 2014 kantoor in de provincie Utrecht. Gezondheidsproblemen dwingen hem om na 35 jaar zijn praktijk op te geven. Hij laat de deken weten dat hij wel graag advocaat ingeschreven wil blijven staan. Onmogelijk, laat de deken hem weten: een advocaat is volgens de Advocatenwet verplicht om kantoor te houden. In de jaren erna weigert de advocaat de verplichte CCV-opgaves in te dienen en hij betaalt de hoofdelijke omslag niet. Een concept schrappingsverzoek zoals aangeboden door de deken, negeert hij.
De Raad van de Orde van Advocaten Midden-Nederland dient uiteindelijk een verzoek in bij de Raad van Discipline om de advocaat te laten schrappen. ‘Het strookt niet met het algemeen belang dat degenen die niet of niet langer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefenen, toch de titel ‘advocaat’ mogen voeren en beschikken over de bijzondere positie die daarbij hoort,’ aldus het verzoek.
De Raad van Discipline honoreert het verzoek en legt in juli 2019 schrapping van het tableau op. De advocaat zet zijn gevecht om behoud van zijn titel voort bij het Hof van Discipline, maar ook de hoogste tuchtrechter haalt artikel 8e Advocatenwet aan: ‘Wanneer een persoon die als advocaat is ingeschreven het beroep van advocaat feitelijk niet meer uitoefent vervalt de legitimatie van zijn positie. Het strookt niet met het algemeen belang dat degenen die niet of niet langer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefenen, toch de titel <advocaat> mogen voeren en beschikken over de bijzondere positie die daarbij behoort […]’.
De advocaat vindt dat dit wetsartikel niet meer op hem van toepassing is aangezien hij geen kantoor meer houdt. Maar hierin spreekt hij zelfzelf in wezen tegen, vanwege die wens om zichzelf vooral advocaat te kunnen blijven noemen, concludeerde de Raad van Discipline al. De periode van ruim vijf jaar afwezigheid is ‘dermate lang dat het hof, zonder nadere gegevens die ontbreken, ervan uitgaat dat verweerder redelijkerwijs niet meer in staat kan worden geacht om zijn werkzaamheden als advocaat op voldoende niveau invulling te geven’, aldus de beslissing van 20 april.
Al met al heeft de advocaat ‘geen rechtens te respecteren belang meer’ om de titel van advocaat nog te mogen voeren, stelt het hof: ‘Dat verweerder een lange staat van dienst heeft als (sociaal) advocaat en zeer gehecht is aan de titel advocaat is geen toereikend belang om zijn inschrijving op het tableau te laten voortduren. Dat geldt ook voor zijn niet nader onderbouwde financiële belang.’