“Tijdens het pleiten word ik wel eens nerveus, en als ik nerveus ben moet ik even iets doen. Dus als u mij toestaat…?” De al verbaasde juryleden en toeschouwers worden nog verbaasder wanneer een zakje wit poeder wordt leeg gekieperd op een stukje aluminiumfolie. Het punt dat Frederike Linssen ermee wil maken: een oordeel is zo geveld. “Ik ga het vandaag met u hebben over indrukken, aannames en oordelen.” Touché.
Door Sanne van Brunschot
Een pleidooi vol overtuiging, dat is wat de finalisten van de Landelijke Pleitwedstrijden op vrijdag 17 juni moeten laten zien in de Utrechtse rechtbank. Ze wonnen de voorrondes in hun eigen windstreek, dus pleiten kunnen ze. Er kan er echter maar een de ‘beste pleiter van Nederland’ worden. Het restje witte poeder dat aan het eind van de dag achterblijft in de zittingszaal is een stille getuige van de ‘strakke’ pleidooien van acht jonge advocaten, die in vier pleitrondes de rol van eiser of gedaagde op zich nemen.
Slechte ogen
Aan een originele presentatie ontbreekt het eiseres Linssen van Dirkzwager in ronde 2 niet, met haar opzienbarende demonstratie. Het verheldert de vraag waarom de werkgever van BN’er Gordon-Jan Smit direct zo hard oordeelt over het feit dat hij gebogen over een wit poeder werd aangetroffen. “Feitelijk staat er niet zoveel vast,” aldus Linssen.
Jurylid Huub Willems lijkt overtuigd. Hij vraagt de gedaagde partij hoe ze zo zeker weet dat het om cocaïne ging. ‘Algemeen bekend’ of ‘evident’ is geen afdoende verklaring. Cliënt Gordon-Jan is aanwezig en licht desgevraagd toe: “Ik heb slechte ogen en verdacht mijn collega’s ervan dat ze ook, of uh, wèl cocaïne gebruiken.” Daar werd Linssens moeite alsnog bijna teniet gedaan. Het blijkt nog best verwarrend als de feiten geen feiten zijn.
Alles uit de kast
Normaliter hoeft niet alles uit de kast te worden gehaald om een pleidooi tot een goed pleidooi te maken. Uiterlijk vertoon telt nauwelijks in de Nederlandse rechtszaal en vaak blijft het dan ook bij het oplezen van de pleitnotitie, als er überhaupt al gepleit wordt. Maar vandaag draait het juist om de presentatie, om het persoonlijke talent van de kandidaten om de feiten te interpreteren en op de meest overtuigende manier te brengen aan de juryleden. Juryleden die als vijf rechters voor de pleiters zitten en die mogen oordelen op presentatie in woord en gebaar, op oogcontact, de opbouw en inhoud van het pleidooi, improvisatie en de conclusie.
Op rij zitten Sheila Hagedoorn (vice-president sector civiel van de rechtbank Utrecht), prof. Huub Willems (plaatsvervangend raadsheer in de Ondernemingskamer en hoogleraar Corporate Litigation aan de RuG), voorzitter Herco Uniken Venema (president van de rechtbank Utrecht), Theo Hiddema (advocaat, strafrechtspecialist) en René van der Niet (trainer in gesprekstechniek voor de advocatuur).
Gestampte muisjes
Na enkele woordgrappen van Diederick van Dalen, van De Advocaten van Van Riet uit Utrecht – “RTL wrijft Gordon-Jan onder de neus dat..”, en: “De producer keek niet verder dan zijn neus lang is…” – lijkt hij niet geheel consistent in zijn verklaring van het witte poeder, waarvan een beetje op het gezicht van cliënt was achtergebleven. Als het aan Van Dalen lag, had het van alles kunnen zijn. Gordon-Jan had die avond paracetamol ingenomen, maar het kon ook een restje zijn geweest van een boterham met gestampte muisjes. Of misschien was er bij de make-up wat talkpoeder achtergebleven? Voor jurylid Willems reden om te vragen: “Welke reden draagt u nu echt aan?” Het wordt de talkpoeder.
De rechters stellen regelmatig een vraag – op Hiddema na, die op geen enkel moment zijn mond opendoet -, waar de advocaten meestal opvallend goed op weten te antwoorden. Jonathan Ruff van Loyens & Loeff, die in ronde 1 als gedaagde tegenover DLA Piper’s Judith Atema staat, begint zijn betoog beeldend met het mythische verhaal van koning Midas, waarin alles in goud verandert. In zijn casus verandert alle eigendom van zijn zingende cliënt in eigendom van JM Producties. Een vraag van René van der Niet weet hij slim te beantwoorden, met zelfs instemmend geknik van juryvoorzitter Uniken Venema tot gevolg. Met veel handgebaren en een pleidooi dat allesbehalve voorgelezen is, lijkt hij een goede kanshebber.
Hajo Groeneveld, de gedaagde in de vierde (gestampte muisjes)ronde, vangt zijn pleidooi aan met de opmerking dat hij geen pleitnotitie heeft. Nieuwsgierige wenkbrauwen worden opgetrokken. “Omdat ik de argumenten van mijn confrère nog niet kende.” Hij oogt wat meer op zijn gemak dan eiser Van Dalen. Hij had gewiekst kunnen inspringen op de wat onhandig geformuleerde ‘poeders’ van zijn tegenstander, maar blijft galant. Wellicht in de hoop dat die professionaliteit wordt geprezen.
Duivelse opdracht
Het moment van de ontknoping komt naderbij. De pleiters en hun familie en vrienden, bij elkaar een groepje van zo’n veertig man, begeven zich naar Aperitivo voor een drankje en – belangrijker – de uitreiking. Een grote beker staat klaar om in handen van de winnaar te worden gedrukt. Juryvoorzitter Uniken Venema neemt het woord. “We hebben vandaag acht prominenten aan het woord gezien. We hadden een duivelse opdracht om er daar drie van te selecteren.”
Maar het is ze gelukt: op de derde plaats komt Aletta Pöll van het Haagse Taekema & Harlequin Advocaten. Ze kwam ontspannen over en had haar pleidooi duidelijk opgebouwd. Ze wist de jury “te pakken”, en maakte contact met hen om te kijken hoe een argument bij hen landde. Ze was vasthoudend, zonder het te overdrijven. Wel is ze volgens de jury wat “te kalm begonnen.” Bij de nummer twee van de dag, Jonathan Ruff, had het juist wat minder gemogen. Toch was het “een plezier om naar te luisteren, goed gearticuleerd”, met een “goed uitgewerkt pleidooi” dat “buitengewoon knap in elkaar” zat.
Vloeiend
En dan tot slot: wiens naam kan worden gegraveerd in die begeerde beker en mag zich een jaar lang ‘beste pleiter van Nederland’ noemen? Die eer gaat naar Hajo Groeneveld, van OJW Advocaten uit Goirle. Zonder pleitnotitie, maar buitengewoon goed in structuur, aldus Uniken Venema. “Hij heeft goed ingespeeld op wat van de andere partij kwam en gereageerd op de vragen die vanachter de jurytafel kwamen. Niet totaal vloeiend, maar wel zeer sterk,” sluit de voorzitter af.
“Ik had het zelf niet verwacht,” zegt Groeneveld tussen de felicitaties door. “Het was inderdaad niet het meest vloeiende pleidooi, dat vind ik moeilijk. Dus ik vond het erg knap hoe de anderen het deden.” Misschien lag het aan zijn ingehouden reacties op de eisende partij? “Ik heb geprobeerd de ander niet te kleineren. Dat heb ik in het echt wel eens anders gedaan, dat ik dacht: ‘dit is te mooi om te laten liggen’. Daar had ik meteen spijt van. Die verleiding moet je namelijk weerstaan. Het gaat om de inhoud. Bovendien, door je richting de wederpartij redelijk en respectvol op te stellen, creëer je ruimte voor je eigen vordering. Bij de lokale pleitwedstrijd werd dat ook gewaardeerd.”