De Staat der Nederlanden heeft niet onrechtmatig gehandeld door de advocaatkosten van rechter Westenberg te betalen in de zaken naar aanleiding van het in 2004 gepubliceerde boek Topadvocatuur van Micha Kat. Dat heeft de rechtbank Amsterdam vorige week woensdag beslist. Volgens de rechtbank heeft de Staat niet gehandeld in strijd met fair play of equality of arms. Verder kon de Staat in redelijkheid besluiten om de kosten van Westenberg te vergoeden, omdat de integriteit van de rechtspraak in het geding was.
Westenberg sleepte Kat in 2005 en 2007 voor de rechter omdat hij in het boek Topadvocatuur uit de mond van advocaat Hugo Smit optekende dat Nederlandse rechters nerveus worden bij grote claims. ‘Er gaan opeens gekke dingen gebeuren, zoals rechters die uitvoerig met advocaten gaan bellen over de zaak. In de Chipshol zaak is dat ook gebeurd met rechter Westenberg van de Haagse rechtbank.’
Westenberg achtte zijn integriteit aangetast. De rechter verloor zowel bij de rechtbank als het hof, maar procedeerde tot Kat´s chagrijn wel op kosten van de Staat. Kat dagvaardde daarom op zijn beurt zowel de Raad voor de Rechtspraak als de Staat der Nederlanden.
De zaak tegen de Raad voor de Rechtspraak is volgens de rechtbank Amsterdam niet ontvankelijk, omdat de Raad geen rechtspersoonlijkheid bezit.
De zaak tegen de Staat is gebaseerd op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Volgens Kat handelde de Staat onrechtmatig jegens hem, omdat Westenberg ‘ongelimiteerd in de kosten van rechtsbijstand’ werd voorzien, terwijl Kat die kosten zelf moest dragen.
De rechtbank gaat er niet in mee. ‘Gesteld noch gebleken is dat [eiser] vanwege ontoereikende financiële middelen geen toegang tot de rechter had, dan wel dat hij zich onvoldoende heeft kunnen verweren in de procedure tegen [naam 3]. Hij heeft zich laten bijstaan door een advocaat, heeft uitgebreid verweer gevoerd en ook een vordering in reconventie ingediend. Zelfs al zou [eiser] in de positie hebben verkeerd dat hij de kosten van zijn advocaat niet zelf kon betalen, dan kon hij een beroep doen op het stelsel van gefinancierde rechtshulp voor on- en minvermogenden, geregeld in de Wet op de Rechtsbijstand,’ aldus de rechtbank.
Verder heeft Kat de zaken gewonnen, en moest Westenberg de proceskosten van Kat betalen. ‘Van een oneerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 EVRM is dan ook geen sprake geweest,’ concludeert de rechtbank.