Een bijzondere aflevering van Jurist in Bedrijf: we laten Martijn Bosboom aan het woord, General Counsel van Moly Mines Limited, een mijnbouwbedrijf in Australië. Bosboom emigreerde in 2004 met zijn gezin naar Down Under, en moest opnieuw een rechtenopleiding volgen om er als jurist aan de slag te kunnen. “Toen ik met mijn studie hier begon, dacht ik dat de verschillen met name theoretisch zouden zijn, en dat er in de praktijk niet veel verschil zou zijn. Niets is minder waar.”
Wie bent u, bij welke bedrijven in Nederland heeft u gewerkt, hoe bent u in Australië terecht gekomen en wat is Moly Mines voor een bedrijf?
“Mijn naam is Martijn Bosboom, afgestudeerd in Leiden in 1992. In Nederland ben ik eerst als advocaat werkzaam geweest bij NautaDutilh in Amsterdam. Vervolgens ben ik het bedrijfsjuridische pad opgegaan, eerst bij kinderkledingbedrijf Oilily en vervolgens bij IT service provider Atos Origin. In 2004 ben ik met mijn gezin naar Australië geëmigreerd. Australië is een heerlijk land waar we graag wilden wonen, dus we hebben de stoute schoenen aangetrokken. Een ‘life-style’ keuze dus, en we hebben nog geen moment spijt gehad. We wonen nu al 7 jaar in Perth aan de westkust.
Bedrijfsjuristen en advocaten hebben hier dezelfde status in die zin dat beide moeten zijn beëdigd en aan dezelfde gedragsregels onderhevig zijn. Mijn Nederlandse ‘civil law’-degree werd hier niet erkend en dus moest ik opnieuw rechten studeren, dit keer ‘common law’. Ik heb zelfs de beroepsopleiding opnieuw moeten doen.
Door de grote hoeveelheden olie, gas, ijzererts, goud en andere grondstoffen in de West-Australische bodem en China’s groei is de Global Financial Crisis grotendeels aan West-Australie voorbijgegaan en is er veel werk. Ik ben al tijdens mijn studie als paralegal aan de slag gegaan bij een mijnbouwbedrijf. Na mijn studie heb ik gewerkt bij Newmont Mining, een van de grootste goudmijnbedrijven ter wereld. Nu ben ik alweer bijna twee jaar General Counsel van Moly Mines.
Moly Mines is beursgenoteerd in Australië en Canada met een Chinese grootaandeelhouder. We hebben een kleine ijzerertsmijn in Australië die met de huidige prijzen gedurende de komende vijf jaar een flinke winst zal opleveren. Daarnaast zijn we bezig met de financiering van een molybdeen/koper-project. Molybdeen is een metaal dat wordt gebruikt in roestvrij staal van een hoge kwaliteit, bijvoorbeeld voor pijpleidingen, kerncentrales, hoogbouw en de auto-industrie. Ook wordt het gebruikt in het olieproductieproces. We hebben het project inmiddels voor meer dan de helft gefinancieerd via een Chinese bank. Ondanks de grote bedragen die ermee gemoeid zijn, is Moly Mines een klein bedrijf, het team bestaat uit zo’n dertig mensen, de mijngerelateerde werkzaamheden zijn uitbesteed.”
Hoe zou u de relatie met de Australische advocatuur omschrijven? Doen ze veel aan het delen van kennis? Wanneer nemen jullie de beslissing om uit te besteden, met andere woorden: wat doen jullie in-house en wat gaat naar buiten?
“Er wordt in Australië veel uitbesteed, en bedrijven hebben over het algemeen een zeer nauwe band met hun advocaten. De mijnbouw is uiteraard een zeer gereguleerde industrie, vooral op het gebied van milieu-impact, veiligheid, mijnrechten en rechten van de Aboriginal Australiërs. Er is een wirwar van wetten, reglementen en beleidsregels die voortdurend worden gewijzigd en verschillend zijn per Staat, hetgeen voor een in-house team bijna niet bij te houden is.
Daarnaast is de persoonlijke aansprakelijkheid van de directie op al deze gebieden groot. Er kunnen hoge geldboetes en zelf gevangenisstraffen worden opgelegd aan directieleden in geval van bijvoorbeeld een milieu- of veiligheidsincident. Dit betekent dat de directie er vaak op staat – mede gezien de grote bedragen en het feit dat projecten vaak ‘live or die’ zijn voor een bedrijf – dat externe advocaten worden gebruikt, al is het maar om een ‘sign-off’ te geven voordat de directie een beslissing neemt. Het model dat voor mij goed werkt ingeval van grote contracten (bijvoorbeeld een mining services contract waarvan de waarde al gauw enige honderden miljoenen euro’s is) is dat ik het draften van het conceptcontract uitbesteed, en de onderhandelingen vervolgens grotendeels zelf doe met de specialistische advocaat beschikbaar voor de meer technische aspecten.
De advocatenkantoren doen hier veel aan kennisdeling. Elk zichzelf respecterend kantoor stuurt nieuwsbrieven naar cliënten. Daarnaast worden veel seminars georganiseerd soms alleen voor cliënten en soms meer algemeen voor bedrijfsjuristen die lid zijn van ACLA, de Australische NGB. Ook op het sociale vlak wordt doorgaans veel georganiseerd: borrels, gesponsorde concerten, sportevenementen en exposities. Veel meer dan ik gewend was in Nederland.”
Kunt iets meer uit de doeken doen over de verschillen tussen common law en civil law? Dan bedoel ik vooral verschillen waarmee u in de dagelijkse praktijk te maken krijgt. En heeft u er wel eens last van uw ‘ andere’ achtergrond, in die zin dat de ‘systemen’ door elkaar gaan lopen?
“Toen ik met mijn studie hier begon, dacht ik dat de verschillen met name theoretisch zouden zijn en dat er in de praktijk niet veel verschil zou zijn. Niets is minder waar. De theoretische verschillen werken door in de praktijk. Heel algemeen gesproken werkt civil law top down, in de zin dat een algemene regel wordt geformuleerd en vanuit daar de toepassing op een specifiek geval wordt beredeneerd.
In common law moet de algemene regel worden afgeleid uit de specifieke gevallen waarover juridische uitspraken zijn gedaan. Uitspraken hier bestaan uit judgments van verschillende rechters die allemaal hun mening over het geval geven, met uiteraard subtiele verschillen. Dit betekent dat de algemene regel vaak moeilijk is af te leiden, wat nogal wat onderzekerheid met zich brengt. De rechtenstudie wordt hier dan ook als een van de moeilijkste studies gezien, anders dan in Nederland.
Op het gebied van contractenrecht ontbreekt het hier aan de beginselen van redelijkheid en billijkheid, en de bedoeling van partijen speelt een veel minder grote rol bij de interpretatie van contracten. Dit betekent dat een slecht contract minder makkelijk kan worden rechtgezet. Wat er staat, staat er. Dit alles leidt ertoe dat de praktijk anders is: het draften van contracten is een veel nauwkeurigere aangelegenheid dan in Nederland; er komt meer technische kennis voor kijken, onder andere met betrekking tot vergelijkbare gevallen die in het verleden zijn beslist. De regels die daar zijn geformuleerd geven niet veel houvast hoe een contract geïnterpreteerd zal worden, maar het is wel bindend recht! Je bent dus overgeleverd aan hoe de rechters het contract interpreteren; de bedoeling van partijen ten spijt.
Kortom, een bedrijfsjurist doet hier veel meer ‘black letter law’. Combineer dit met de hoge reguleringsgraad van de mijnbouwindustrie en de persoonlijke aansprakelijkheid van directieleden en je ziet al gauw waarom bedrijfsjuristen hier meer ‘macht’ hebben dan in Nederland.
Op het puur persoonlijke vlak betekent dit alles dat het onderbuikgevoel dat ik in Nederland had ontwikkeld (en waar je in civil law vaak mee wegkomt, omdat het klopt) hier niet altijd werkt. Ik heb daar zeker in het begin last van gehad als bleek dat wat ik vond dat de billijke interpretatie was, hier uiteindelijk niet de juiste bleek vanwege die ene uitspraak uit 1886. En dit komt vaker voor dan je denkt. Het juridisch denken is minder uitkomstgericht: je volgt de vereiste stappen en dat leidt dan tot een uitkomst.
Zo langzamerhand is ook hier veel gecodificeerd, alleen de regelgeving lijdt aan wat ik maar noem het ‘common law syndroom’. De gedachte dat een algemene regel voldoende is vindt hier weinig steun. Dit betekent dat net als in contracten, de regelgeving heel specifiek is. De algemene regel wordt geformuleerd en gepoogd wordt deze zodanig specifiek te maken dat er geen interpretatieverschil kan ontstaan. Vervolgens worden alle mogelijke uitzonderingen en uitzonderingen op uitzonderingen beschreven, wat regelgeving vrijwel onleesbaar maakt. Helaas leidt dit alles alleen maar tot onderzekerheid, aangezien te specifieke regels niet meer toe te passen zijn op alle gevallen. Ook leidt dit alles tot een zeer hoge advocaatdichtheid.”
Wat u beschrijft over het delen van kennis door advocatenkantoren, lijkt allemaal vrij generiek. Doen kantoren ook wel eens dingen specifiek voor jullie?
“Jazeker, ik heb al een aantal keren templates/modellen gekregen om zelf mee aan de slag te gaan. Verder worden hier regelmatig advocaten gedetacheerd bij cliënten om een tijdelijk project te doen of voor algemene ondersteuning. Hier worden uiteraard wel – gereduceerde – tarieven voor gerekend. Niet anders dan in Nederland denk ik, al heb ik het daar zelf niet veel meegemaakt. Iets anders wat ik me kan herinneren van een vorige werkgever is dat een van de kantoren een seminar van een dag organiseerde speciaal voor die cliënt. Een laatste punt is dat ik regelmatig een kop koffie of biertje drink met advocaten, ook advocaten waar ik veel mee werk. Gewoon om eens even bij te praten over hoe de dienstverlening loopt en wat de plannen zijn met de business: het business-klimaat in West Australie is erg informeel.”
Dit artikel is tot stand gekomen op basis van een e-mail wisseling