Wat gebeurt er allemaal achter de laboratoriadeuren van de Universiteit Leiden en universitair ziekenhuis LUMC? IP executive Alexander Mouret weet het exact in zijn rol als senior legal counsel bij LURIS, een kantoor geliëerd aan zowel de universiteit als het ziekenhuis dat zich bezighoudt met de bescherming of commercialisering van nieuwe wetenschappelijke kennis. Of anders gezegd: geld verdienen met ‘verhuur’ van onderzoeksresultaten.
Door Joris Rietbroek
Mouret studeerde zowel rechten als kunstgeschiedenis in Leiden, en koos bij rechten de richting intellectueel eigendomsrecht. “Een goede combinatie omdat ik me bij kunstgeschiedenis bezig hield met film, waar auteursrecht bij komt kijken”, blikt hij terug (niet toevallig is Mouret in zijn vrije tijd directeur van het Leiden International Film Festival). “Ik vond het bovendien zoveel interessanter dan andere vakken. Wat is de juridische kant van intellectuele arbeid? Dat vind ik boeiender dan de begeleiding van fusies of deals.”
Na zijn studie belandde Mouret in de mediahoek; hij hield zich bezig met tv-formats bij Endemol en de implementatie van mobiele tv op telefoons bij Orange. Na een tijd te hebben gewerkt als legal counsel bij een internationaal filmbedrijf, stuitte hij op LURIS: Leiden University Research & Innovation Services. Dit Tech Transfer Office (TTO) probeert kennis in de maatschappij te brengen, liefst met commerciële partners.
Zo is de publicatie van artikelen kennisverspreiding op een niet-commerciële manier. Daar zijn wetenschappers zelf erg goed in, weet Mouret. “ Maar valorisatie van kennis vinden ze niet allemaal belangrijk.”
Onderzoeken pitchen bij bedrijven
Het juristenteam van LURIS bestaat uit vijf personen gespecialiseerd in intellectueel eigendomsrecht. Drie juristen werken voor het LUMC, twee anderen voor de universiteit. Het team opereert zelfstandig van de jurische afdelingen van universiteit en LUMC zelf. Mouret werkt vooral voor wetenschappers bij het LUMC. “Mijn hele familie is arts, dus belangstelling voor de medische wereld had ik altijd wel. Ik was de eerste in vier generaties die geen geneeskunde ging studeren. Met deze baan wist ik die ‘schande’ vijf jaar geleden toch nog goed te maken.”
Naast juristen zijn er research-medewerkers actief die wetenschappers begeleiden bij de aanvraag van subsidies. En er zijn de business developers, die een technische achtergrond hebben, en die zowel de taal van de wetenschappers als die van het bedrijfsleven spreken. “Zij zijn in staat heel specifieke technische uitvindingen of onderzoeken te begrijpen en kunnen interessante ontwikkelingen binnen universiteit of ziekenhuis bij de juiste bedrijven pitchen”, vertelt Mouret. De afspraken die zij met bedrijven maken, worden met juristen uitgewerkt in een overeenkomst.
Bescherming van kennis
Aan de ene kant draait het binnen LURIS om ‘kennis verkopen’, maar meer nog om de bescherming ervan. “Soms spreekt een wetenschapper op een congres iemand over zijn onderzoek, waarop die persoon zegt: ‘interessant, mag ik dat hebben?’”, zo schetst Mouret een eenvoudige casus. “Die wetenschapper kent die persoon al langer en vindt dat goed. Soms is het handig om te delen, vaak is het handiger om een overeenkomst op te stellen of beter nog: kennis niet weggeven, maar er geld voor vragen. Wie weet wat het bedrijfsleven voor zulke kennis over heeft. Daar moeten we als IP executives dus vroeg bij zijn, zelfs als het onderzoek in kwestie nog niet begonnen is.”
Een groot deel van het juridische werk betreft afspraken maken met investeerders en subsidieverstrekkers over wat er gaat gebeuren met onderzoeksresultaten. “Als de uitkomsten bekend en bovendien interessant zijn, maar er zijn geen afspraken gemaakt, dan ben je eigenlijk te laat”, stelt Mouret. “Dan kan een geldverstrekker te makkelijk aanspraak maken op onderzoeksresultaten waarvoor de universiteit grote investeringen heeft gedaan. Voordat we resultaten licenseren, moeten er al veel eerder overeenkomsten afgesloten zijn over de bescherming en het eigendom, zodat andere partijen niet plotseling kunnen claimen.”
Een ideaal traject
Wetenschappelijke onderzoeken zijn langdurige processen; Mouret is daarom vooral betrokken bij early stage development. Hij geeft een zo concreet mogelijk voorbeeld van een langdurig traject waarbij onderzoekers meerdere malen een beroep op de legal counsel doen: “De wetenschappers doen onderzoek naar Parkinson en ontwikkelen een theorie: dat de combinatie van twee stofjes de ziekte zou kunnen remmen. Zij hebben die stofjes nodig en komen bij mij voor een material transfer agreement.”
“Later blijken de eerste resultaten positief, maar is nader, kostbaar onderzoek nodig. Een internationale subsidieaanvraag is mogelijk, maar geïnteresseerde bedrijven zoeken kan ook. In dat laatste geval zijn geheimhoudingsovereenkomsten noodzakelijk voordat partijen de eerste resultaten kunnen inzien en al dan niet besluiten te investeren. In dat geval komt er een samenwerkingsovereenkomst, waarin vaststaat wat er met de onderzoeksresultaten mag gebeuren. Is alleen het LUMC eigenaar, of ook het bedrijf? Of allebei? Mocht het bedrijf verder willen ontwikkelen of verkopen, dan is het mogelijk de kennis uit te licenseren, waarmee vaak grote bedragen en financiële afspraken gepaard gaan. Zo ziet een ideaal traject eruit.”
Licentieovereenkomsten
LURIS houdt zich kortom bezig met langdurige processen, waarvan er al snel honderden tegelijkertijd lopen. Namens het LUMC kan Mouret bezig zijn met kort lopende geheimhoudingsafspraken met een enkel Amerikaans bedrijf tot overeenkomsten rond een Europees onderzoek waar liefst veertig partijen bij betrokken zijn. Afspraken over het gebruik van de resultaten zijn cruciaal, in een licentie, maar ook in een onderzoeksovereenkomst.
Mouret: “Op het moment dat je kennis letterlijk zou verkopen, mag je er zelf niets meer mee doen. Als je het uitlicenseert – eigenlijk verhuurt – dan blijven de onderzoeksresultaten ons eigendom, waar weer verder onderzoek mee mogelijk is.” Met een licentie rond baanbrekende onderzoeksresultaten kunnen miljoenen gepaard gaan. Het is aan de business developers om binnen het bedrijfsleven te peilen wat de waarde van nieuwe kennis is. “Soms is het simpel: je vraagt octrooi aan. Als dit mogelijk is, heb je blijkbaar iets innovatiefs bedacht waarvoor het eigendom geclaimd kan worden.”
Wederzijds respect
Toen Mouret bij LURIS startte, was het zaak zijn basiskennis van biologie en geneeskunde snel bij te spijkeren. Met inlezen en zelfstudie kwam hij een heel eind. “En natuurlijk vinden academici het fantastisch je over hun onderzoek te vertellen. Terug de schoolbank in, en dat je soms terugroept: ‘Stop, hier snap ik niets van, ik ken de helft van de woorden niet eens!’ Maar daarna is de wetenschapper aan de beurt: ik kom met een juridische overeenkomst en moet hen het complexe juridische taalgebruik uitleggen. Zo creëer je wederzijds respect.”
Dat is meteen een van de uitdagingen binnen zijn werk: “Sommige professoren zijn niet gewend dat hen verteld wordt wat ze moeten doen. Je moet soms respect opwekken voor het juridische gehalte, en je wordt soms gezien als iemand die de boel vertraagt. Dat was in mijn begintijd zeer uitdagend. Ik was voorheen gewend te spreken met juristen of advocaten die de waarde van een overeenkomst altijd inzien.”
Over advocaten gesproken, LURIS werkt vooral met advocatenkantoren samen op het moment dat er geprocedeerd wordt, al gebeurt dit niet vaak. “Voor juridische vragen is niet gauw een advocaat nodig, daarvoor voert het team overleg met de juridische afdelingen van de universiteit of het LUMC. Bij procedures uiteraard wel; zo hadden we vorig jaar een zaak waarbij een Amerikaans bedrijf inbreuk maakte op onze octrooien, onze kennis. Dat probeer je eerst vriendschappelijk op te lossen – ‘fantastisch dat jullie onze kennis interessant vinden’ – maar als er geen antwoorden komen, volgt er een dagvaarding.”
Kleine schakel
Als Mouret er zo over nadenkt, is hij maar wat gelukkig dat hij zelf niet als advocaat, maar als legal counsel met juridische zaken bezig is. En in het bijzonder binnen de medische wetenschap. “Het kan prima zijn om voor een bedrijf en jezelf extra geld binnen te brengen. Maar ik realiseer me dat ik een kleine schakel ben binnen een wereld die mensen beter maakt. Weliswaar ben ik geen arts en doen onderzoekers het feitelijke baanbrekende werk, maar ik ben trots er toch deel vanuit te maken.”