Beroepsorganisaties vullen zich niet vanzelf. Voor al die besturen, commissies en andere clubs zijn juristen nodig die graag wat extra uur per week kwijt zijn aan hun vak. Ex-bestuursvoorzitter van de KNB Annerie Ploumen: “Het is niet altijd gemakkelijk, maar het is te doen.“
Taken buiten hun praktijk om zijn Annerie Ploumen en Sjoerd Kamerbeek niet vreemd. Ploumen is notaris en was vijf jaar lang bestuurslid en uiteindelijk ook bestuursvoorzitter bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Sjoerd Kamerbeek is managing partner bij van Doorne.
Ploumen: “Wat ik belangrijk vind, is dat functies zoals de mijne ook daadwerkelijk gedaan kunnen worden. En dat mensen de ruimte krijgen om dit te combineren. Dat geldt niet alleen voor de KNB, maar ook voor de NOvA en andere beroepsorganisaties die we in Nederland hebben. Het is in het belang van de hele beroepsgroep dat mensen deze rollen blijven vervullen. En het is overigens niet zo dat je dan meteen je praktijk moet opgeven. Als je het goed kunt plannen met je kantoor en je team, is het goed mogelijk om beide te doen.”
In de lucht gehouden
Op de vraag of haar praktijk dan niet onder haar overige werkzaamheden heeft geleden lacht ze. “Ik heb, overigens dankzij en samen met mijn team, mijn praktijk in de lucht kunnen houden, maar niet kunnen uitbreiden, nee. Desondanks denk ik niet dat mijn cliënten het gevoel hadden dat ik er niet voor ze was. Als je flexibel bent, kun je prima zowel de praktijk als andere functies combineren. Natuurlijk moet je bereikbaar blijven voor collega’s en cliënten, maar dat is een kwestie van goed plannen. Ja, je doet misschien meer dan anderen, maar dat geldt ook voor bijvoorbeeld managing partners. Het is niet altijd gemakkelijk, maar het is te doen.”
Kamerbeek: “Annerie heeft een bijzonder profiel, zij combineerde inderdaad veel tegelijkertijd. Dan ga je ook merken dat het niet alleen om de partner draait, maar ook om de teams eromheen. Annerie heeft dat team heel goed opgebouwd, waardoor er ruimte ontstond om haar verschillende rollen te combineren. Ik merkte dat ook toen ik managing partner werd. Je denkt soms dat je onmisbaar bent, maar je ziet dat het werk toch wordt opgepakt en uitgevoerd. Dit helpt uiteindelijk ook het kantoor: je medewerkers ontwikkelen zich sneller dan je van tevoren misschien had gedacht.”
Ploumen sluit zich hier van harte bij aan. Wel is ze blij weer fulltime terug te zijn op de Zuidas. “Het verschil tussen je eigen praktijk en een functie bij een beroepsorganisatie is dat je in je praktijk je volledig kunt richten op een beperkt aantal dossiers, terwijl het voorzitterschap van de KNB echt een opeenstapeling van verschillende onderwerpen is waarbij veel overleg komt kijken. Nu is het soms een beetje wennen om ineens langer aan een dossier te werken zonder dat er andere dringende kwesties om de hoek komen kijken.”
Jongere generatie
Dat zaken als bestuurdersrollen niet alleen weggelegd zijn voor gewinterde juristen zijn de twee het met elkaar eens. Júist die jongere generatie wil de handen soms uit de mouwen steken. Kamerbeek: “Wij zien echt dat jongeren willen weten waar ze een bijdrage aan leveren. Ze willen niet alleen maar hun werk doen, ze willen een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat en zich breder ontwikkelen. Het is voor hen interessant om een rol te spelen in het grotere geheel. Jongere medewerkers zijn niet alleen op zoek naar een baan, maar ook naar zingeving in hun werk. Wat we wel vaak zien, is dat ze manieren zoeken om werk, andere functies en privé te combineren.”
Een voorbeeld zijn de twee dekens, Sanne van Oers en Jeroen Soeteman, die dit jaar het dekenaat van Robert Crince le Roy overnamen. Zij splitsten de functie in tweeën. Op die manier is het makkelijker de functie te blijven combineren met de praktijk en misschien zelfs een leven daarbuiten.
Ploumen: “Het is ook belangrijk dat jonge medewerkers, om dit te kunnen doen, steun krijgen van hun kantoor en leidinggevenden, zoals de notaris of partner. Daar heb ik de afgelopen jaren veel voor gepleit.”
Kamerbeek: “Precies. Die vrijheid om verschillende dingen te ondernemen is voor veel medewerkers bepalend of ze twintig jaar bij een kantoor blijven of na enkele jaren weer vertrekken. We zien dit soort functies als een manier om medewerkers te laten groeien en een bredere bijdrage aan de maatschappij te leveren. Door deze ruimte te bieden, zien we dat medewerkers zich graag aan ons kantoor verbinden.”
Ruimte creëren
Ploumen: “Ja, ik pleit ervoor dat alle soorten kantoren, groot en klein, ruimte geven voor dit soort taken. Ook bij grote kantoren zou men ruimte moeten creëren voor mensen die zich willen inzetten voor beroepsorganisaties. Dit gebeurt gelukkig steeds meer. Dit is niet alleen goed voor de individuele medewerker, maar ook voor de organisatie zelf, omdat het bijdraagt aan een bredere betrokkenheid bij de beroepsgroep en de maatschappij.”
Kamerbeek: “Dat klopt, bij grote kantoren is er vaak meer ruimte voor dit soort functies, maar je ziet ook dat kantoren met een internationale focus minder snel geneigd zijn om medewerkers de ruimte te geven voor binnenlandse beroepsverenigingen. Wij zien juist de voordelen van betrokkenheid bij organisaties zoals de KNB, zowel voor de medewerkers als voor het kantoor zelf. Als we dat met zijn allen niet doen, komt de reputatie van ons vak onder druk te staan.”
Kamerbeek voegt nog wel toe dat natuurlijk niet iedereen bij het kantoor iets extra doet: “Laten we niet het beeld schetsen dat iedereen hier zestien dingen tegelijk wil doen, dat is niet zo en dat kan zeker ook niet altijd. Er is wel een toenemende groep die dat echt relevant vindt. Er zijn er echter ook zat die het liefst de hele dag met een boek en een computer vakinhoudelijk bezig zijn, en die hebben we natuurlijk ook hard nodig.”