Ferdinand Grapperhaus is van verschillende markten thuis: vanuit de advocatuur en de academische wereld maakte hij de stap naar de politiek. Als minister van Justitie en Veiligheid in kabinet Rutte-III heeft hij onder meer zijn stempel op de bestrijding van de georganiseerde misdaad gedrukt. Grapperhaus koos er vervolgens niet voor om terug te keren naar de advocatuur, maar streek neer bij Deloitte. Daar leidt hij nu de juridische afdeling naar nieuwe horizons.
Het gesprek begint met een verhaal dat meer dan vijftig jaar teruggaat in de tijd. Ferdinand Grapperhaus werd al vroeg geconfronteerd met de werkelijkheid van de dagelijkse juridische praktijk, blijkt uit zijn verhaal. “Mijn vader was één van de eerste fiscaal juristen van Nederland aan het begin van de jaren vijftig. Toen was dat nog een onontgonnen vak, omdat het voor de oorlog gewoon door accountants werd gedaan. Net als ik – weliswaar vijftig jaar later – kwam hij als vakgeleerde de politiek in. We waren allebei wel politiek geaffilieerd en betrokken, maar daar hield het mee op.’’
Wel was er een groot verschil tussen de rechtsgebieden waarin beiden in gespecialiseerd waren: Ferdinand Grapperhaus jr. koos voor het civiele recht. Het verhaal dat hij nu vertelt, speelt zich iets minder ver in de tijd af: in de jaren tachtig. ‘’Op 13 februari 1984 liep ik voor het eerst in Amsterdam Zuid, waar ik met mijn toenmalige vriendinnetje net een bovenverdieping ergens onder een zolder had betrokken. Ik was afgestudeerd in het staatsrecht, waar geen directe link met de advocatuur te vinden is. Het was nota bene de balletlerares van mijn vriendin die opperde dat ik toch de advocatuur eens moest proberen. ‘Hij is echt een advocaat’, zei ze. Ik ben me er toen in gaan verdiepen en ervoor gegaan.’’
Het waren andere tijden, maakt hij duidelijk. ‘’De advocatuur was nog veel kleinschaliger. Wanneer je ging pleiten, moest je een toga huren totdat je het geld bij elkaar had gespaard om er één te kopen. Dat was toen nog heel veel geld ook, zo’n duizend gulden. Zonder nostalgisch te worden: ik heb uiteindelijk zo’n dertig jaar in de advocatuur gewerkt en die wereld echt zien veranderen. Er is sprake geweest van een professionalisering, maar ook van een echte verzakelijking. In heel veel opzichten is dat goed, maar de advocatuur is inmiddels nauwelijks meer een togaberoep. Dat vind ik wel jammer.”
Niet alleen langs de zijlijn roepen
De politiek leek wellicht een onverwachte keus, maar gezien de eerder genoemde familiaire historie was het dat niet. Die interesse, zo vertelt Grapperhaus, was er altijd al. Maar het duurde even voordat hij politiek actief werd. “In 2000 werd ik echt lid van het CDA. Het was de dag dat Pim Fortuyn als lijstrekker van Leefbaar Nederland werd gepresenteerd. Toen dacht ik: ik kan nu wel aan de zijlijn kritische opmerkingen maken, maar dan kan ik me er maar beter echt mee gaan bemoeien. Als begin veertiger ben ik toen actief geworden binnen de partij. Ik hielp met krantjes rondbrengen en was actief bij allerlei bijeenkomsten, zelfs bij het selecteren van deelraadsleden in Amsterdam-Noord. Dat is een heel goede leerschool geweest.”
Uiteindelijk groeide u uit tot minister van Justitie en Veiligheid en lagen er gigantische dossiers op u te wachten. Aan welke dossiers moet u nu vooral denken?
“Als minister kreeg ik twee hoofdopdrachten: de georganiseerde misdaad moest weer bovenaan de agenda komen en er moest weer rust en orde komen op het ministerie van Justitie en Veiligheid. Dat was gedurende de jaren daarvoor in disarray geraakt, zoals de Engelsen dat zouden zeggen. Verder ging ik aan de slag met de vernieuwing van de zedenwetgeving. Daar zaten echt enorme gaten in als het bijvoorbeeld ging om de te beperkte formulering van het delict verkrachting. Ik vond het onderwerp sowieso al belangrijk. Ik maakte me zorgen om de verruwing die ik zag, maar MeToo gaf me ook wel een steuntje in de rug om ermee aan de slag te gaan. Het stond niet in het regeerakkoord, dus ik heb dat zelf in gang gezet.’’
De voornemens van Grapperhaus lieten zien dat er een verschuiving plaatsvond: voorheen werd alleen de situatie waarbij sprake was van dwang aangepakt. ‘’Juist door MeToo kwam er toen niet alleen veel support, maar ook veel tegenkracht. Dat kwam vaak van niet-juridisch geschoolde mensen, die zich afvroegen of je dan voortaan een contract zou moeten tekenen voor het hebben van seks. Dat was uiteraard niet de bedoeling. Maar ik vond wel dat de rechter uit omstandigheden moest kunnen afleiden of iemand wel of niet wilde.”
Consequenties in de praktijk
In het begin van 2023 werd bekendgemaakt dat de oud-minister zwaar wordt beveiligd wegens dreiging vanuit de zware georganiseerde criminaliteit. De gevolgen? Een forse inperking van het privéleven. “Die beveiliging is overal waar ik kom en wordt verzorgd door de autoriteiten. Als ik in een restaurant eet, wordt dat van tevoren helemaal verkend en worden er speciale afspraken gemaakt. Er zijn ook altijd mensen – los van mijn gezelschap – aanwezig. Dat is een heel droevige – niet voorziene – consequentie van het feit dat ik toch wel een stevige aanpak heb ingezet van de georganiseerde misdaad. Ik ben de eerste voormalige minister die hiermee te maken krijgt. Het is daarom ook voor de autoriteiten nog best ingewikkeld hoe ze hiermee moeten omgaan. Ik ben immers geen minister meer, maar heb wel de beveiliging nodig.”
Die titel van oud-minister raakt u nooit meer kwijt. Wat merkt u daarvan?
“Beveiliging is daar één aspect van, maar het gaat veel verder dan dat. Iemand als Mark Rutte of Hugo de Jonge heeft daar nog veel meer last van door corona, maar ook ik stond inderdaad iedere maand de pers te woord. Ik heb me dat toentertijd niet eens zo gerealiseerd, maar in totaal heb ik in Utrecht in het provinciehuis wel zestig á zeventig keer voor die microfoon gestaan. Tegenwoordig ben ik hoogleraar Rechtsstaat, Samenleving en Rechtspraktijk aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar ik les geef aan bachelorstudenten. Dan zijn er een paar die een selfie willen maken. Dat is een beetje maf, maar hoort er ook bij. Als ik door het Vondelpark loop, komt er altijd wel iemand op me af.’’
Het aanspreken is nog wel aandoenlijk te noemen, valt op uit zijn verhaal. Maar er zijn ook momenten die eerder schofterig zijn. ‘’Gelukkig ben ik op straat nooit vervelend aangesproken over het coronabeleid of iets anders bijvoorbeeld. Wel ben ik af en toe door wappies aangesproken, bedreigd of zelfs thuis lastiggevallen en hebben ze zelfs mijn huis beklad, maar blaffende honden bijten niet. Digitaal zijn mensen veel brutaler. Dat vind ik een heel groot kwaad van onze samenleving. Ook omdat de big tech-bedrijven niet meewerken aan maatregelen die dat heel erg zouden kunnen terugdringen. Met AI kunnen ze dat gemakkelijk opsporen, maar ze kiezen ervoor om dat niet te doen.”
Een nieuwe richting
Na de politieke tussenstap – immers, de advocatuur was de eerste stap – kon Ferdinand Grapperhaus terug de advocatuur in. Een logische veilige optie wellicht, maar voor hem was het nodig om het vertier in een nieuwe horizon te zoeken. “Ik heb het ongelooflijk leuk gehad bij Allen & Overy. Het was een geweldig avontuur met inspirerende mensen uit de top van de juridische wereld, maar ik vond dat ik andere, nieuwe dingen moest gaan doen. Ik heb overigens wel met enkele advocatenkantoren gepraat en dat waren erg leuke gesprekken. Tegelijkertijd kwam ik met Deloitte in gesprek. Ik volgde de ontwikkelingen rondom AI. Daar zou ik hier goed mee aan de slag kunnen. Deloitte Legal leiden als enige taak vond ik gewoon niet leuk genoeg. Daarom hebben we afgesproken dat ik me ook meer mag richten op die ontwikkeling van AI en dat ik zelf meedraai in echt multidisciplinaire projecten. Daarmee voel ik me als een vis in het water.’’
‘’Het is natuurlijk een enorm grote internationale organisatie met heel veel investeringsmogelijkheden’’, vervolgt Grapperhaus. ‘’Er zijn vrijwel geen ‘zwarte vlekken’. En het derde ding hier is toch wel de work–life balance. Dat klinkt gek voor iemand die zijn hele leven ongeveer honderd uur per week gewerkt heeft, maar Deloitte is op dat gebied toch echt een moderne organisatie. Ik mis het vak van de advocaat, maar ook het ministerschap niet. Ik ben heel erg in het nu bezig: mooie dingen doen en veel leren, zonder al te veel terug te kijken.”
Toch heeft u in uw loopbaan bijzondere ervaringen verzameld.
“Ja, die ervaringen neem ik ook mee natuurlijk. In het onderwijs heb ik bijvoorbeeld veel geleerd. Onlangs nog gaf ik college over de rechtsstaat. Vervolgens kwamen de studenten met een paar ideeën over hoe een rechtsstaat in de moderne tijd nog goed kan blijven functioneren. Daar zaten echt oplossingen bij waarvan ik denk: ja, dat is wel boeiend, daar had ik zelf nog niet aan gedacht.”
U gebruikt uw politieke en advocatuurlijke ervaring niet om nu met de Big Four de advocatuur open te breken?
“Nee, dat werd wel speculatief gekopt door een krant toen ik hier aan de slag ging. Natuurlijk concurreren we op sommige punten met de advocatuur, maar wel vanuit een heel ander businessmodel. Het juridische werk is één van de componenten die we inbrengen in het geheel. Bij de grote advocatenkantoren zitten excellente juristen, met een geweldig businessmodel. Dat gun ik ze van harte. Ik heb echt niet de pretentie dat we daar de hele boel gaan opschudden.’’
Het werk dat de Big Four doen is anders, stelt Grapperhaus. ‘’In de juridische adviesmarkt is het belangrijk dat alles wat de juridisch consultant zegt bij elkaar komt. Bij multidisciplinair advies is er vooral behoefte aan mensen met een juridische achtergrond die ook bereid zijn om hun advies te helpen implementeren: om het allemaal in elkaar te schroeven.”
Laatste stap
Na de advocatuur, de politiek, het onderwijs en nu de Big Four heeft Ferdinand Grapperhaus bijna alle juridische takken aangetikt. Vrijwel alleen de rechtspraak ontbreekt nog. Kriebelt het om ook daaraan te proeven? “Nee, de rechterlijke macht kan opgelucht ademhalen. Ik geloof dat je in dit leven moet weten waar je goed in bent én waar je misschien helemaal niet goed in bent. Ik heb een zusje met een uitstekende reputatie als rechter. Dat bewonder ik zeer, maar niet voor mij. Over vier jaar ga ik waarschijnlijk wel weer wat anders doen. Ik heb met Deloitte de afspraak gemaakt dat ik hier in ieder geval tot dan blijf. Ik ben dan 67 en heb echt nog wel een paar jaar in het werkveld voor me op dat moment. Wat ik dan precies ga doen? De tijd zal het leren.”
Terug de politiek in wellicht?
“Op dit moment is de formatie in volle gang. Ik vond het wel deels een verrassende uitslag. Als mens gun ik het Geert Wilders. Ik kan nu een beetje voelen in wat voor beperkte wereld hij al twintig jaar leeft. Dat gezegd hebbende vind ik wel dat hij in het kader van de rechtsstaat veel heeft uit te leggen. Over de rechterlijke macht zei hij destijds dat Nederland een corrupt land is. De rechtsstaat noemde hij zelfs failliet. Dat is onzin. Zelf heb ik ook ooit een draai om mijn oren gekregen als minister en die heb ik toen ook in ontvangst genomen. Dat hoort bij een rechtsstaat. Je kunt niet een rechter corrupt noemen die je ergens op aanspreekt als je het niet goed doet. Zo werken onze afspraken niet.”
De oud-minister hoeft in ieder geval niet zo nodig zelf weer aan de slag bij het CDA?
“Ik help zeker mee en ben enthousiast over de nieuwe leiding. Toen ik me terugtrok, heb ik bewust gezegd dat ik me niet zou bemoeien met wat mijn opvolgster op het ministerie van Justitie en Veiligheid zou doen. Toen ik in het kabinet begon, was ik de oudste bewindspersoon. Dat was al best opmerkelijk, want zo oud was ik niet. Er is toen ook een aantal keer aan me gevraagd of ik het CDA niet wilde leiden, maar ik vind dat aan de volgende generatie. Het kriebelt niet om weer op het podium te klimmen. Natuurlijk denk ik mee over hoe het verder moet. Ik denk ook dat het helemaal niet verkeerd is dat het CDA weer overeind moet krabbelen. Dat moet nou eenmaal af en toe in het leven. Om me heen zie ik nog wel wat politieke partijen die dat ook nog mee gaan maken.”
U heeft niet alleen een heel rijke carrière, maar met vier kinderen ook een rijk gezinsleven. Hoe heeft u dit al die jaren weten te combineren?
“Mijn proefschrift schreef ik destijds in de weekenden en avonduren. Je bezuinigt dan nog weleens op je eigen uren. Wel had ik altijd erg duidelijke afspraken met mijn overleden vrouw en de moeder van mijn kinderen. Elke zaterdagochtend ging ik met alle vier de kinderen naar de Albert Heijn op het Gelderlandplein om boodschappen te doen voor de hele week. ’s Avonds legde ik ze altijd in bed en totdat de kinderen zich daarvoor gingen schamen, bracht ik ze naar school. Ook deed ik de sportclubjes. Er was genoeg om aan bij te kunnen dragen.’’