De Brauw Blackstone Westbroek hoeft geen declaraties ter waarde van 4,5 miljoen euro terug te betalen aan de curatoren van het gefailleerde installatiebedrijf Imtech. De vorderingen van de curatoren zijn volgens de rechtbank slecht onderbouwd en stranden om die reden.
De curatoren van Imtech – Paul Peters (AKD) en Jeroen Princen (DVDW Advocaten) – voeren nu al jaren een verwoede strijd tegen de banken, financiers, toenmalig accountant KPMG en advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek. Allemaal partijen die Imtech rond het faillissement in 2015 omringden en die de schuldeisers miljoenen zouden hebben gekost, aldus de curatoren. Het is een strijd die vooralsnog vruchteloos is en nog geen cent extra heeft opgeleverd voor deze schuldeisers.
Bij de rechtbank Rotterdam vorderden de curatoren bedragen van in totaal 4,5 miljoen euro terug van de Brauw. Deze bedragen had het kantoor gedeclareerd – en betaald gekregen – voor advieswerk in de laatste weken voor het faillissement van Imtech, volgens het kantoor in een laatste poging om het bedrijf te redden.
Innige band
Peters en Princen stelden dat De Brauw zo’n speciale positie voor zichzelf had gecreëerd dat Imtech de rekeningen wel moest betalen. Sterker nog: de band tussen het Zuidas-kantoor en het Imtech-bestuur was zo innig, dat er sprake was van een zekere samenspanning waarbij De Brauw werd bevoorrecht ten opzichte van andere schuldeisers, aldus de curatoren. Een faillissement op korte termijn was immers onafwendbaar, en toch bleef Imtech een legertje De Brauw-advocaten inhuren én betalen.
Het kantoor adviseerde Imtech bovendien al jaren zeer intensief en kende het bedrijf van haver tot gort. Er waren advocaten aanwezig bij de vergaderingen van de raad van bestuur en raad van commissarissen van Imtech, het kantoor begeleidde alle communicatie met de financiers, stuurde diverse onderaannemers aan en hielp in de slotfase zelfs met het opstellen van persberichten. Volstrekt normaal in die kritieke fase, aldus het verweer van De Brauw, en de communicatie over de te betalen facturen in die laatste weken was niet meer dan zakelijk.
Samenspanning
Een zekere samenspanning – in de zin van artikel 47 van de faillissementswet – maken de curatoren onvoldoende hard, oordeelt de rechtbank Rotterdam, die in het vonnis van 13 april de vloer aanveegt met de vorderingen. ‘Uit de door de curatoren aangehaalde communicatie tussen DBBW en Royal Imtech valt niet meer af te leiden dan dat DBBW is opgekomen voor haar eigen financiële belangen,’ concludeert de rechter. ‘Royal Imtech wenste dat DBBW haar werkzaamheden voortzette en had daar ook belang bij. Dat de continuïteit van Royal Imtech in gevaar was, was op de momenten dat de declaraties werden (ingediend en) voldaan voor alle betrokkenen duidelijk.’
In zo’n prangende situatie is het volgens de rechtbank niet meer dan redelijk dat een adviseur directe betaling van declaraties wenst, of vraagt om voorschotten voor nog te verrichten werkzaamheden. ‘Dat de cliënt akkoord gaat, ligt ook in de rede,’ zo staat in het vonnis. ‘Bij gebreke daarvan zal de adviseur immers niet bereid zijn de advieswerkzaamheden te blijven verrichten, terwijl die werkzaamheden op dat moment juist onmisbaar zijn voor de cliënt.’
Onrechtmatige daad
In dit kader kan er ook geen sprake zijn van een onrechtmatige daad door De Brauw jegens de andere schuldeisers van Imtech, stelt de rechter. Met die beschuldiging gaan de curatoren uit ‘van een onjuiste opvatting van de taak van het bestuur van een (noodlijdende) holdingvennootschap’, aldus de rechtbank. Het bestuur van een holdingvennootschap dient zich bij haar taakvervulling te laten leiden door het belang van die vennootschap en de met haar verbonden onderneming. […] Het bestuur van Royal Imtech diende zich dus juist ook te laten leiden door de belangen van de ondernemingen van haar dochtervennootschappen.’
En dat deed het bestuur dus onder meer door het advies van De Brauw in te winnen, aldus de rechter. ‘Het bestuur van Royal Imtech kon en mocht de met deze werkzaamheden gemoeide kosten maken. Het was dan ook niet onrechtmatig om relatief kort voor de aanvraag van de surseance van betaling deze kosten te maken. […] Dat De Brauw zich voor die werkzaamheden heeft laten betalen is evenmin onrechtmatig jegens de gezamenlijke schuldeisers.’
Dit is niet de eerste nederlaag van de Imtech-curatoren in de strijd tegen De Brauw. Eerder werden tuchtklachten tegen vier (voormalige) De Brauw-advocaten in twee instanties niet-ontvankelijk verklaard.