‘Jouw verdiende loon komt nog, kankerhomo’, en ‘Je staat al met een voet in het graf.’ Deze en tal van andere bedreigingen ontving Arthur Elias, voorzitter van de examencommissie propedeuse van de Leidse rechtenfaculteit, maandenlang. Het Openbaar Ministerie eist 180 uur werkstraf en een voorwaardelijke celstraf van drie maanden tegen de rechtenstudent die dit op zijn geweten zou hebben. De verdachte ontkent: “Ik heb niets tegen meneer Elias.”
Door Joris Rietbroek
De 43-jarige, van oorsprong Iraanse student die zich op een warme dinsdagmiddag voor de Haagse rechtbank moet verantwoorden, kreeg op 21 augustus 2012 een negatief studieadvies van de examencommissie. Dit nadat hij eerder al eens was geschorst vanwege tentamenfraude. Een dag later ontving commissievoorzitter Arthur Elias een eerste brief: ‘Kankerhond, ik weet waar je woont.’ Een tweede brief (‘Don’t fuck with me, ik maak je helemaal kapot’) arriveerde enkele dagen later, gevolgd door een witte verfbom tegen Elias’ voordeur.
Meer brieven, meestal per post bij Elias thuis bezorgd, volgen telkens rond de zittingsdagen in de – uiteindelijk verloren – procedure die de student had aangespannen om het besluit van de examencommissie aan te vechten. Rond de zitting in eerste aanleg komen er brieven, in november 2012, en rond het hoger beroep in januari 2013 opnieuw. Op Eerste Kerstdag vliegt er tijdens het kerstdiner een steen door de ruit.
Meer voorbeelden uit de brieven die de rechter noemt: ‘Ga als het donker is maar niet naar buiten’, ‘we zullen je kutleven kapot maken’ en ‘de Universiteit Leiden wordt maandag je begraafplaats.’ Een enkele keer is er met een rode stift een plas bloed bij getekend. Bij een van de brieven zaten krantenberichten over de moord op Theo van Gogh, inclusief de boodschap ‘Allahu Akbar.’ De verdachte ontkent ten stelligste zulke brieven te hebben geschreven. “Ik heb nooit iets tegen meneer Elias gehad. Ik was het niet eens met het oordeel van de examencommissie, maar daarvoor heb ik een procedure gestart. Ik heb die afschuwelijke brieven niet gestuurd.”
Kinderpostzegels
De laatste dreigbrief, ontvangen op 12 april 2013, is gefrankeerd met kinderpostzegels. Elias heeft inmiddels sterke vermoedens van wie de brieven afkomstig moeten zijn; na meerdere aangiftes in de maanden ervoor houdt de politie eind april de verdachte aan en neemt een computer, briefpapier, pennen en postzegels in beslag. Bij laboratoriumonderzoek wordt op een brief DNA-materiaal van de verdachte gevonden, op een van de kinderpostzegels. In die zegel zit bovendien een vouw; het complete velletje met precies zo’n vouw is bij hem thuis gevonden.
Hiervoor heeft de ex-student, die op dit punt steeds zachter gaat praten, een verklaring: half maart 2013 raakte hij zijn agenda met daarin dat velletje postzegels kwijt. Iemand anders moet die agenda hebben gevonden en de zegels hebben gebruikt om die dreigbrieven op te sturen. Want er waren wel meer studenten die hommeles hadden met de examencommissie.
Het is een verhaal dat de rechtbank voor het eerst verneemt: tijdens de politieverhoren beriep de verdachte zich op zijn zwijgrecht. Zijn zoontje heeft echter tegenover de politie verklaard in april kinderpostzegels aan zijn vader te hebben gegeven. De verdachte zegt dat hij zich niet meer precies kan herinneren hoe was gegaan. “Ik heb lang nagedacht over hoe dat DNA op die postzegel terecht kon komen, maar ik weet het niet. Ik heb die brief nooit gestuurd.”
Misdaad tegen het leven gericht
De rechters fronsen hun wenkbrauwen om dit verhaal; de officier van justitie is ‘absoluut niet overtuigd van dat scenario’. Zij spreekt van zeer bedreigende en beledigende brieven, waarin wordt gedreigd met een ‘misdaad tegen het leven gericht.’ “De heer Elias heeft zich acht maanden lang ernstig bedreigd gevoeld.” Het feit dat de brieven steeds arriveerden rond cruciale momenten in de procedure die de verdachte voerde tegen de universiteit, plus het DNA op de postzegel, vormen voor haar overtuigend bewijs. “Sinds de aanhouding van de verdachte in april 2013 heeft Elias bovendien geen brief meer ontvangen.”
De advocaat van de verdachte classificeert het DNA-spoor op de postzegel als ‘minimaal bewijs’ en onvoldoende om te komen tot een veroordeling van zijn cliënt. “Hij is misschien een opvliegend standje, maar dat betekent niet dat hij zulke brieven heeft gestuurd.” Dat de meeste brieven rond de zittingen in de procedure werden gestuurd, noemt de advocaat speculatief. Bovendien zijn de dreigbrieven geschreven in ‘belazerd Nederlands’ (‘het Nederlands van mijn cliënt is prima’), met enkele delen in het Arabisch (‘mijn cliënt beheerst geen Arabisch’). “Deze hele zaak is gebaseerd op een vermoeden van de heer Elias,” zegt raadsman Van der Horst. “Het agendaverhaal is wat mij betreft plausibel. Zelfs als hij de postzegel op de brief zou hebben geplakt, bewijst dat niet dat hij de brief heeft geschreven.”
Huiselijk geweld
De verdachte was eerder in aanraking gekomen met justitie wegens huiselijk geweld – hij is gescheiden –, maar hiervan werd hij vrijgesproken. Omdat hij zodoende feitelijk geen strafblad heeft, eist de officier van justitie geen onvoorwaardelijke celstraf. Wel drie maanden voorwaardelijk en een werkstraf van 180 uur. Daarbij mag de verdachte twee jaar lang geen contact opnemen met Elias, op straffe van een week cel per overtreding.
Van de eis dat hij ook niet meer in de buurt van de Leidse rechtenfaculteit mag komen, ziet de officier uiteindelijk af. De verdachte geeft aan daar toch niet meer te willen komen. “Mijn studie was mijn liefde, mijn passie. Ik wilde graag advocaat worden. Ik zal het hoe dan ook afmaken, maar niet meer in Leiden.”
De rechtbank doet op dinsdag 5 augustus uitspraak.