Ruim zestig advocaten en de Staat stellen samen prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over de bevoegdheid van de gerechtshoven om een limiet te stellen aan de lengte van processtukken. Dat bleek woensdag in de Haagse rechtbank tijdens het kort geding van de advocaten tegen de Staat over de limiet.
Sinds 1 april dit jaar geldt bij de vier gerechtshoven de regel dat processtukken in civiele procedures maximaal 15 tot 25 pagina’s lang mogen zijn, afhankelijk van het soort stuk en los van gebruikte lettertypes. Deze vernieuwing van het procesreglement bleek al snel tegen het zere been van veel advocaten. Van hen ondertekenden er 69 de dagvaarding voor het begin april aangekondigde kort geding tegen de Staat, in een poging het vernieuwde procesreglement ongedaan te maken, of in ieder geval tijdelijk op te schorten.
In de weken voor het kort geding van woensdagmiddag was er overleg tussen de partijen, wat heeft geleid tot een vijftal gezamenlijk gestelde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Zo vragen zij of een rechter inderdaad bevoegd is om in hoger beroep te beslissen dat een processtuk gebonden is aan een maximum lengte, en om in het geval van een overschrijding van de limiet een stuk buiten beschouwing te laten.
Is die bevoegdheid er, dan is het de vraag of de gerechtshoven bevoegd zijn ‘om in een landelijk procesreglement algemene regels op te nemen waarin op voorhand wordt bepaald dat processtukken in beginsel (met de mogelijkheid van uitzonderingen) aan een maximum lengte zijn gebonden, bijvoorbeeld een maximaal aantal pagina’s of woorden’.
Toegang tot de rechter
De Hoge Raad wordt daarnaast gevraagd te bepalen of het recht op hoor en wederhoor en de toegang tot de rechter voldoende zijn gewaarborgd met deze nieuwe regel. Oordeelt de Hoge Raad dat die waarborg er onvoldoende is, dan is het de vraag ‘aan welke vereisten een bepaling in het procesreglement waarin de omvang van de processtukken in hoger beroep wordt gemaximeerd’ dan wel ten minste moet voldoen op deze punten.
Tot slot is er nog een vijfde vraag c.q. probleem om voor te leggen, over het vragen van toestemming om toch een langer stuk te mogen indienen. ‘Volgens het procesreglement wordt de beslissing genomen door een (rol)raadsheer. De beslissing heeft mogelijk ingrijpende gevolgen voor de partij die het betreft. Wordt met de regeling in het procesreglement en de bestaande mogelijkheden van toetsing in cassatie de rechtsbescherming voldoende gewaarborgd? Zo nee, hoe kan dan worden voorzien in toereikende rechtsbescherming?’
Verzoek om opschorting procesreglement
In afwachting van de antwoorden van de Hoge Raad – en dat kan zo een half jaar duren – zou het nieuwe procesreglement van de gerechtshoven opgeschort moeten worden, betoogden de advocaten woensdag tegenover voorzieningenrechter Vetter. De gerechtshoven hebben geen spoedeisend belang bij de nieuwe regel, aldus Wouter Pors (Bird & Bird) namens de advocaten: “Het gaat immers sinds 1838 al goed op deze manier; die paar maanden uitstel kunnen er ook nog wel bij.”
Namens de advocaten onderstreepte Pors nog eens dat de beperking van de lengte van een processtuk een uitzondering zou moeten zijn, desnoods af te spreken tijdens bijvoorbeeld een regiezitting. Het hoger beroep heeft immers ‘een herkansingsfunctie’, betoogde hij, waarbij partijen bovendien van koers mogen veranderen. “Er wordt van procespartijen zelfs geëist dat zij met nieuwe standpunten komen. Een generieke beperking van de lengte van die stukken, betekent dat partijen hun zaak niet meer in volle omvang aan het hof kunnen voorleggen.”
Schoon genoeg
Namens de Staat en de gerechtshoven zei Pels Rijcken-partner Karlijn Teuben dat het procesreglement is veranderd omdat ‘de raadsheren bij alle hoven het de spuigaten vonden uitlopen met de steeds verder uitdijende processtukken’, soms wel van honderd of zelfs tweehonderd pagina’s lang. “Raadsheren zijn soms enorm veel tijd kwijt aan het doorgronden van processtukken, ze proberen te begrijpen wat de advocaat nu eigenlijk bedoelt. Ze hadden er schoon genoeg van. Onnodig lange stukken weren, dat is de bedoeling van de limiet.”
Volgens Teuben is bij het opstellen van het nieuwe procesreglement wel degelijk de dialoog gezocht met de advocatuur. “Het is te betreuren dat de advocaten verdere gesprekken met de hoven niet hebben gewild.” Volgens de advocaten is de communicatie ergens blijven steken in het dekenberaad, zonder dat de beroepsgroep uitgebreider is geconsulteerd over de veranderingen.
Nu stellen de hoven weliswaar mede de prejudiciële vragen over de limitering aan de Hoge Raad, maar van opschorting van de nieuwe regels totdat er antwoord is, willen zij niets weten. Volgens Teuben vrezen de hoven dat een opschorting tot onwenselijke verwarring zal leiden, aangezien de regels al in werking zijn gesteld.
Rechter Vetter doet op 11 juni in een tussenvonnis uitspraak over het al dan niet tijdelijk opschorten van het procesreglement van de hoven.