Afgelopen september werd door de Amsterdamse Rechtbank nog geoordeeld dat gesanctioneerde Russische partijen niet zonder meer geweigerd mochten worden bij aandeelhoudersvergaderingen. Het Hof Amsterdam sluit zich daar echter niet bij aan.
De betreffende aandeelhoudersvergadering vond afgelopen september plaats op het kantoor van Houthoff in Amsterdam, en was van het Kroaatse bedrijf Fortenova. De Russische Sberbank is de grootste aandeelhouder van het voedingsmiddelenconcern en is om fiscale redenen in Nederland gevestigd. Omdat de bank op de Europese sanctielijst staat, werden de Russen geweigerd bij de vergadering. De Sberbank stapte daarop naar de rechter, die hen gelijk gaf.
In hoger beroep oordeelt het Amsterdamse Hof nu echter dat de sanctieregels voldoende waren om de Sberbank de toegang tot de vergadering te weigeren en hun stemrecht niet uit te laten oefenen.
Geen coup
Door het hof wordt benoemd dat er geen sprake is van een coup door Fortenova; tijdens de vergadering zou er gestemd worden over de corporate governance van het bedrijf, en de vereiste meerderheden voor besluiten. De Russische partijen zouden het niet eens zijn met de wijzigingen, maar die hebben hun stemrecht dus niet kunnen gebruiken.
De voorzieningenrechter in Amsterdam oordeelde eerder dat de Russen hun stemrecht in dit geval wél hadden mogen uitoefenen, aangezien de corporate governance een voorbeeld is van een onderwerp dat niet onder de sanctiemaatregelen valt. Er valt namelijk geen geld mee te verdienen.
Volgens het hof gaat het wat betreft de sanctiemaatregelen echter om alle vormen van uitoefening van de stemrechten verbonden aan de certificaten: ‘Door het naleven van de sanctieregels handelt het administratiekantoor niet in strijd met de redelijkheid of billijkheid die zij jegens haar certificaathouders in acht moet nemen.’
Met het bedrijf Fortenova – dat een jaaromzet van ruim vijf miljard euro heeft en wel 47.000 werknemers telt – gaat het sinds de oorlog tussen Rusland en Oekraïne slecht; door de sancties willen allerlei partijen niet meer met het landbouw- en voedselbedrijf samenwerken. Het zou zelfs het einde van het bedrijf kunnen betekenen.