De rechtbank Gelderland had op grond van artikel 8:25 van de Awb het volste recht om in oktober 2019 een scheldende en tierende fiscalist te weigeren als gemachtigde. Bovendien was dit besluit voldoende gemotiveerd, zo heeft de Hoge Raad eind vorige week bepaald.
De Gelderse rechter – en overigens niet alleen deze rechter– had er ruim een jaar terug schoon genoeg van. Een gemachtigde fiscalist, bij de rechtbank vooral bekend om zijn vele procedures over de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM), zette in zijn producties gerechtshoven en de Hoge Raad neer als ‘criminele bolwerken’ en de rechtbank in Arnhem was volgens hem niet meer dan een ‘vieze hoerentent’, die ‘maatregelen uit communistische regimes’ neemt.
Eind oktober 2019 nam de Rechtbank Gelderland het besluit de gemachtigde te weigeren, wegens ernstige verstoring van ‘de normale gang van de beroepsprocedure’ door aanhoudend ‘ongepast, onfatsoenlijk, beledigend en respectloos taalgebruik’. Meerdere waarschuwingen hierover van de rechtbank had hij al genegeerd. De klant van de fiscalist kreeg de gelegenheid om een andere gemachtigde te zoeken.
Artikel 8:25, lid1 van de Algemene wet bestuursrecht staat toe dat een bestuursrechter de bijstand door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigert, stelt de Hoge Raad in reactie op het cassatieberoep van de gemachtigde. Dit is wel een uiterste maatregel, alleen in te zetten als het optreden van een bijstandsverlener schade kan opleveren of een behoorlijke rechtsgang in gevaar brengt, bijvoorbeeld door zich voortdurend ‘nodeloos grievend, krenkend en/of beschadigend uit te laten’.
Een weigering moet bovendien worden beperkt tot enkel de betreffende zaak; de beslissing tot weigering moet worden opgenomen in de uitspraak van de bovenliggende zaak, inclusief motivatie van de rechter waaruit blijkt dat de in artikel 8:25, lid 1, Awb bedoelde bezwaren zich inderdaad voordoen. De Hoge Raad: ‘Aangezien het oordeel inzake ernstige bezwaren tegen de persoon van een gemachtigde of bijstandsverlener naar zijn aard in hoge mate is verweven met feitelijke waarderingen, kan de Hoge Raad de motivering daarvan alleen toetsen op onbegrijpelijkheid.’
In het geval van de vuilbekkende fiscalist heeft de Gelderse Rechtbank zich keurig aan de geldende regels inzake weigering van de gemachtigde gehouden en de weigering voldoende gemotiveerd, constateert de Hoge Raad. Ook klachten van de gemachtigde over schending van het VWEU en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie leiden niet tot cassatie.
De Hoge Raad hoeft dit oordeel naar eigen zeggen niet nader te motiveren. ‘Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht.’