De openbaarheid van rechtszittingen en uitspraken is niet geschonden als gevolg van de beperktere toegang tot gerechtsgebouwen voor het publiek vanwege de huidige coronamaatregelen. Dat heeft de Hoge Raad dinsdag geoordeeld.
De aanleiding voor dit cassatieberoep was een uitleveringszaak bij de rechtbank Noord-Holland afgelopen voorjaar, toen alle gerechtsgebouwen net geheel waren gesloten voor publiek. Na de behandeling van een uitleveringsverzoek op 26 maart, verklaarde de rechter de uitlevering van een persoon aan Zwitserland op 9 april toelaatbaar.
De advocaat van deze uit te leveren persoon stelde vervolgens cassatieberoep in en vroeg de Hoge Raad de beslissing van de rechtbank te vernietigen, omdat de behandeling van het uitleveringsverzoek en de uitspraak niet in het openbaar hadden plaatsgevonden als gevolg van de coronasluiting van de gerechtsgebouwen. “De familie van cliënt mocht niet aanwezig zijn bij de behandeling van het uitleveringsverzoek,” stelde de advocaat. “Formeel gesproken is dan ook sprake van een behandeling van de zaak met gesloten deuren.”
Het oordeel van de Hoge Raad hierover geldt niet enkel voor uitleveringszaken, maar ook voor bijvoorbeeld – in wezen – openbare zittingen in strafzaken. “Niet iedere beperking in de toegankelijkheid van die ruimte ontneemt aan die behandeling het openbare karakter,” aldus de Hoge Raad.
Toegankelijkheid voor de pers
Zowel door de noodzaak van de coronabeperkingen als door de noodzaak om urgente zaken zoveel mogelijk fysiek door te laten gaan, ‘komt het erop aan of de publieke verantwoording van de rechtspleging en van het vertrouwen van het publiek in de rechtspraak op een andere manier wordt gewaarborgd’.
Daarbij komt in het bijzonder gewicht toe aan de toegankelijkheid van de zittingszaal voor de pers. Journalisten hadden altijd toegang tot de gerechtsgebouwen, zij het in beperkter mate dan gewoonlijk. Verder kon het publiek diverse zaken die op een aanzienlijke publieke belangstelling konden rekenen, volgen via bijvoorbeeld livestreams.
Bij de behandeling van het betreffende uitleveringsverzoek mocht de pers aanwezig zijn, en dat maakt het tot een openbare zitting, zo heeft de rechtbank Noord-Holland gemotiveerd. Een juridisch juist oordeel dat hiermee voldoende is gemotiveerd, aldus de Hoge Raad. Dat geldt ook voor het oordeel van de rechtbank dat de uitspraak eveneens in de openbaarheid is gedaan, ook al was publiek toen niet welkom.
De Hoge Raad overweegt hierover dat de openbaarheid van de uitspraak ook op een andere manier kan worden bevorderd dan door het uitspreken daarvan op een openbare zitting, bijvoorbeeld door het publiceren van uitspraken op rechtspraak.nl, zoals bij deze zaak ook is gebeurd. ‘De klacht van het cassatiemiddel dat de uitspraak niet in het openbaar heeft plaatsgevonden, mist daarom feitelijke grondslag,’ concludeert de Hoge Raad.