Een erflater kan sinds 2003 in een testament bepalen dat de legitieme portie van de kinderen pas opeisbaar is na het overlijden van de (langstlevende) echtgenoot. Een notaris is verplicht de erfgenaam daar op te wijzen. Laat hij dit na – gelet ook op de omstandigheden in dit geval – dan schiet hij toerekenbaar tekort in zijn dienstverlening en is hij aansprakelijk. Dat heeft de Hoge Raad op 19 februari bepaald.
De erflater heeft bij de notaris aangegeven dat hij een heel slechte relatie heeft met zijn kinderen uit een eerder huwelijk. In de aantekeningen van een notarieel medewerker van het kantoor staat dat ‘hij hen wil uitsluiten als erfgenaam, en ook hun nakomelingen’. Die aantekening leidt echter niet tot het opnemen van de niet-opeisbaarheidsclausule in het testament. De kinderen eisen na het overlijden van hun vader de legitieme portie dan ook op.
De echtgenoot stelt daarop de notaris aansprakelijk. Het gerechtshof Den Haag oordeelt dat ‘op grond van de stukken niet is komen vast te staan dat erflater de niet-opeisbaarheidsclausule (…) in zijn testament heeft willen opnemen’. De Hoge Raad stelt echter dat dit ‘een onvoldoende begrijpelijke weerlegging’ is van stelling van de eiseres dat erflater niet op die mogelijkheid van de niet-opeisbaarheidsclausule is gewezen. De Hoge Raad: ‘Indien erflater niet op de mogelijkheid van die clausule (en de gevolgen van het achterwege laten ervan) is gewezen, heeft hij zich over de wenselijkheid daarvan immers geen mening kunnen vormen.’