Een advocaat hoeft de Belastingdienst geen informatie te geven over betalingen verricht via de derdengeldenrekening die zien op verstrekte opdrachten door een cliënt. Deze betalingen vallen onder het verschoningsrecht, zo blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad van deze week.
In een civiele zaak had een advocaat een beroep op het verschoningsrecht gedaan. De Belastingdienst had hem namelijk om informatie gevraagd over een derdengeldenrekening. Een cliënte van de advocaat had eind september 2009 een bedrag van 436.000 euro op deze rekening gestort. Dat geld was afkomstig van haar Luxemburgse bankrekening. De inspecteur wilde weten:
- wat de hoogte van de storting(en) van de Luxemburgse bankrekening op de derdengeldrekening was of waren;
- welke betalingen waren verricht met de bedragen die op de derdengeldrekening zijn verricht; en
- wat het eventueel resterende saldo op de derdengeldrekening was.
Stortingen en saldi zijn niet geheim
De advocaat weigerde de gevraagde gegevens te verstrekken omdat hij meende dat deze informatie onder zijn verschoningsrecht viel. Van het Gerechtshof in Den Bosch mocht hij echter de hoogte van de stortingen en het resterende saldo van de derdengeldrekening niet voor zichzelf houden. De Staatssecretaris van Financiën vond dat echter niet genoeg. Hij eiste in cassatie dat de advocaat hem ook zou inlichten over de bestedingen van de stortingen op de derdengeldenrekening.
Bestemming gestorte gelden
De Hoge Raad oordeelt dat informatie over een derdengeldenrekening onder omstandigheden kwalificeert als informatie die ‘de advocaat in zijn hoedanigheid is toevertrouwd’. Bovendien volgt uit de regelgeving voor de advocatuur het volgende. Een advocaat mag alleen derdengelden ontvangen op de bankrekening van de stichting derdengelden voor zover deze direct zijn te relateren aan een zaak. De gelden moeten ook functioneel zijn voor het verloop van die zaak.
Dat betekent dat de bestemming van de stortingen in deze zaak feitelijk zal zien op opdrachten van de cliënte. Haar recht om een deskundige in alle vertrouwelijkheid om advies te vragen weegt zwaarder dan het maatschappelijk belang dat de waarheid aan het licht komt, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad wijst daarom het cassatieberoep van de staatssecretaris af.
Dit bericht is eerder gepubliceerd op Taxence.nl.
Wet: art. 47, 52, tweede lid, onderdelen a en b en 53a AWR
Verordening: art. 1.1 en 6.22 Verordening op de advocatuur
Bron: Hoge Raad 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:532, 20/00805