Het verschoningsrecht is beperkt tot diegenen die vanwege de aard van hun maatschappelijke functie verplicht zijn tot geheimhouding: advocaten, notarissen, artsen en geestelijken. Maar onder bijzondere omstandigheden kan het verschoningsrecht ook toekomen aan een ander die een maatschappelijke taak of functie verricht.
En dat is volgens de Hoge Raad aan de orde in het geval van de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten en het Bureau Financieel Toezicht. De een is belast met het toezicht op de advocatuur, de ander is verantwoordelijk voor het toezicht op het notariaat. Daarom komt hen, in het geval van een strafrechtelijk onderzoek, tegenover politie en justitie een zelfstandig verschoningsrecht toe.
Lees ook: AG: Deken en Bureau Financieel Toezicht hebben zelfstandig verschoningsrecht
In beslaggenomen toezichtrapporten
De Hoge Raad komt tot dit oordeel in zaken die gaan over de onder de deken en het BFT inbeslaggenomen toezichtrapporten. Deze rapporten waren het resultaat van hun eigen onderzoek naar fraude door een notaris van het kantoor Pels Rijcken. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek werd beslag gelegd op de toezichtrapporten.
Zowel de deken als het BFT dienden daartegen bezwaar in bij de rechter. Zij stellen dat zij als toezichthouder een zelfstandig verschoningsrecht hebben. Als zij dat niet hebben, vrezen zij niet meer de informatie te zullen krijgen die voor de uitoefening van het toezicht nodig is. Dat is een bedreiging van hun functioneren. De deken kreeg gelijk van de rechter, het BFT niet. Het OM en het BFT gingen in cassatie.
Geen zeer uitzonderlijke omstandigheden
In het geval van de deken is er volgens de Hoge Raad geen sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat het verschoningsrecht moet wijken voor de waarheidsvinding. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het OM ook op een andere manier achter de waarheid had kunnen komen. Ook oordeelde de rechtbank terecht dat de advocaten van wie de deken informatie had gekregen geen verdachten zijn in de fraudezaak. De Hoge Raad houdt de oordelen van de rechtbank daarom in stand.
Verschoningsrecht BFT
Het BFT had in zijn rol als toezichthouder volgens de rechtbank geen zelfstandig verschoningsrecht. De Hoge Raad oordeelt anders. Ook notarissen zijn geheimhouders. Hun verschoningsrecht is tegen het BFT beperkt vanwege de verplichting om mee te werken aan toezicht. Voor zover de notaris informatie die door zijn cliënt aan hem is toevertrouwd in het kader van het toezicht aan het BFT bekend maakt, heeft het BFT een van de notaris afgeleide geheimhoudingsplicht. Voor andere vertrouwelijke informatie is het BFT op grond van de Algemene wet bestuursrecht verplicht tot geheimhouding.
Om dezelfde reden als die gelden voor de deken in zijn rol als toezichthouder, komt aan het BFT in het geval van een strafrechtelijk onderzoek tegenover politie en justitie een zelfstandig verschoningsrecht toe. De reikwijdte van het zelfstandig verschoningsrecht van het BFT komt overeen met dat van de deken.
De Hoge Raad vernietigt in deze zaak de beslissing van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam om opnieuw te worden behandeld en beoordeeld.
Hoge Raad, 17 december 2024 | ECLI:NL:HR:2024:1876, ECLI:NL:HR:2024:1875