De Hoge Raad heeft in cassatie het recht op vrije advocaatkeuze door rechtsbijstandverzekerden formeel bevestigd, nadat het eerder prejudiciële vragen had voorgelegd aan het Europese Hof. In een uitspraak van vrijdag 21 februari concludeert de Hoge Raad dat het recht op vrije advocaatkeuze ‘niet afhankelijk mag zijn van een besluit van de rechtsbijstandverzekeraar dat een zaak door een externe rechtshulpverlener moet worden behandeld’.
Alvorens hierover een beslissing te nemen, formuleerde de Hoge Raad in een tussenarrest van 28 september 2012 enkele vragen over vrije advocaatkeuze aan het Europese Hof van Justitie. Het voornaamste punt: mag een rechtsbijstandverzekeraar bedingen dat de kosten van rechtsbijstand van een vrij gekozen advocaat alleen onder de dekking vallen als de verzekeraar vindt dat de zaak moet worden uitbesteed?
Het Europees Hof heeft hierop geantwoord dat de Europese richtlijn 87/344/EEG zich ‘er tegen verzet dat een rechtsbijstandverzekeraar die in zijn verzekeringsovereenkomsten regelt dat rechtsbijstand in beginsel wordt verleend door zijn werknemers, tevens bedingt dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat of rechtsbijstandverlener slechts vergoed kunnen worden indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed’. Het doet hierbij bovendien niet ter zake ‘of rechtsbijstand voor de desbetreffende gerechtelijke of administratieve procedure naar nationaal recht verplicht is’.
Het geding waar DAS Rechtsbijstand partij in is en dat aan de basis staat van deze uitspraak, wordt doorverwezen naar het Gerechtshof Den Haag. ‘De Hoge Raad zal de zaak niet zelf afdoen maar het geding verwijzen, aangezien de mogelijkheid bestaat dat gedeelten van de primaire vordering door tijdsverloop hun belang hebben verloren.’
Bovendien vernietigt de Hoge Raad een arrest van het Amsterdamse Gerechtshof uit juli 2011 in deze zaak. ‘Het hof had de primaire vordering van [eiser] moeten toewijzen.’ Uit de antwoorden van het Europese Hof van Justitie blijkt nu immers dat er in het geheel ‘geen debat behoefde plaats te vinden over de vraag of [eiser] het recht had zich door een advocaat te laten bijstaan in een procedure waarbij procesvertegenwoordiging niet verplicht is. Voorts heeft DAS niet gesteld dat zij met [eiser] beperkingen van de te vergoeden kosten is overeengekomen’.