Hoewel de Hoge Raad vaststelt dat een advocaat in een zaak heeft verzuimd beroep te doen op een passage in de memorie van grieven en ook een passage in de notulen van een werkoverleg, is er volgens het hoogste rechtscollege geen sprake van een beroepsfout die de advocaat kan worden aangerekend.
De arbeidszaak in kwestie speelt sinds 2003. De eiseres in de procedure bij de Hoge Raad stelt arbeidsongeschikt te zijn geworden door stof op haar werkplek waar zaden worden geschoond, een gevolg van ondeugdelijke afzuiginstallaties. In geschil is de vraag of zij gedurende een bepaalde periode voor halve dagen, en later weer 100% aan het werk is geweest. De werkgever beweert dat dat niet het geval is, de werknemer beweert van wel.
De advocaat van de werknemer stelt op een gegeven moment cassatie in tegen een arrest van het gerechtshof in Arnhem, maar verzuimt in het cassatiemiddel te verwijzen naar een passage in de memorie van grieven waarin staat dat de werknemer ‘daadwerkelijk is blootgesteld aan het stof vanaf 8 december 1997, toen zij aanvankelijk de werkzaamheden voor 50% en vanaf 8 januari 1998 voor 100% heeft hervat’. De werkgever beweert dat de werknemer in die bewuste periode ziek was.
De werkneemster eist later dat de overeenkomst van opdracht tussen haar en de advocaat wordt ontbonden, omdat die door het verzuim ‘toerekenbaar is tekort geschoten in de uitvoering van haar opdracht als cassatieadvocaat’. Ook eist ze schadevergoeding van de advocaat. ‘Volgens verweerster (de werknemer, red.) is het cassatieberoep in de eerste procedure verworpen als gevolg van deze beroepsfout van eiseres, en zou, na vernietiging van het arrest van het gerechtshof Arnhem van 18 juli 2006 – en verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof – te dezer zake een schadevergoeding aan haar zijn toegekend.’
De Hoge Raad wijst de eis af, en doet de zaak ook zelf af. ‘Gelet op het voorgaande is uitgangspunt dat de advocaat alleen als beroepsfout kan worden aangerekend dat zij in de eerste procedure in het cassatiemiddel geen verwijzing heeft opgenomen naar de passage in de memorie van grieven. De rechtbank heeft in de onderhavige procedure geoordeeld dat, in het veronderstelde geval dat deze beroepsfout niet zou zijn gemaakt, niet aannemelijk is dat de Hoge Raad het in de eerste cassatieprocedure bestreden oordeel van het gerechtshof zou hebben gekwalificeerd als ‘onbegrijpelijk’ en het arrest zou hebben vernietigd. Mede gelet op hetgeen namens werknemer in de onderhavige procedure daartegen in hoger beroep is aangevoerd, laten de stukken van het geding geen andere conclusie toe dan dat het hoger beroep ongegrond is,’ aldus het hoogste rechtscollege.