Advocaten in dienstbetrekking kunnen beroep doen op het verschoningsrecht. Dat heeft de Hoge Raad afgelopen vrijdag bepaald. “Gezien de Nederlandse praktijk en de waarborgen die aldus in Nederland omtrent de wijze van praktijkuitoefening van advocaten in dienstbetrekking bestaan, is geen grond om aan een advocaat het verschoningsrecht te ontzeggen op grond van het enkele feit dat hij in dienstbetrekking werkzaam is,” aldus de Hoge Raad in de beschikking.
Eerder bepaalde de rechtbank Groningen in de zaak Delta dat de advocaat in dienstbetrekking geen verschoningsrecht heeft ten aanzien van interne communicatie. De rechtbank verwees naar de Akzo-zaak, waarin het Europese Hof van Justitie stelde dat onafhankelijkheid van de advocaat in dienstbetrekking niet voldoende gewaarborgd is, omdat hij nu eenmaal in loondienst is van het bedrijf. “Het Akzo-arrest is gegeven in een (Europese) mededingingszaak, maar die context wijkt niet zozeer af van die van een (Nederlandse) civiele procedure, dat de overwegingen van het Hof thans niet alleszins relevant zijn. Met overneming van de argumentatie van het Hof van Justitie oordeelt de rechtbank dat aan een advocaat in loondienst voor wat betreft de communicatie met zijn cliënt, het bedrijf waar hij werkt, niet het privilege van het verschoningsrecht toekomt,” aldus de rechtbank.
De Hoge Raad kreeg de kwestie op het bord na een sprongcassatie. Die overweegt: “In Nederland is reeds geruime tijd aanvaard dat een advocaat in dienstbetrekking werkzaam kan zijn. Eveneens geruime tijd geleden heeft het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten publiekrechtelijke regelingen vastgesteld waaraan de advocaat in dienstbetrekking en zijn werkgever zijn gebonden. Krachtens art. 3 lid 3 van de laatstgenoemde Verordening is de werkgever van een advocaat in loondienst verplicht een professioneel statuut te ondertekenen en zich daarmee te verbinden om een onafhankelijke praktijkuitoefening te eerbiedigen en de ongestoorde naleving van de beroeps- en gedragsregels van de advocaat te bevorderen, inclusief die met betrekking tot zijn geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht. (…) Gezien de Nederlandse praktijk en de waarborgen die aldus in Nederland omtrent de wijze van praktijkuitoefening van advocaten in dienstbetrekking bestaan, is geen grond om aan een advocaat het verschoningsrecht te ontzeggen op grond van het enkele feit dat hij in dienstbetrekking werkzaam is.”
Het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen is blij met de uitspraak, laat bestuurslid Doke Sweere weten: “De uitspraak bevestigt dat de advocaat in dienstbetrekking onverkort het verschoningsrecht toekomt. Het betekent dat deze zijn taak, het geven van onafhankelijk advies, onder meer in het belang van compliance, optimaal kan vervullen. Dit is in het belang van de ondernemingen die advocaten in dienst hebben.”