Twee advocaten die in een kort geding tegen een krant via de politie onrechtmatig verkregen bewijs overlegden, hebben niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Dat heeft het Hof van Discipline in Den Bosch afgelopen maandag bepaald. Het Openbaar Ministerie besloot eerder al om de advocaten niet strafrechtelijk te vervolgen.
De advocaten in kwestie stonden in de zomer van 2011 een krant bij, die in juli enkele artikelen had gepubliceerd waarin de klager in deze tuchtzaak als ‘vuurwapengevaarlijke drugscrimineel’ werd omschreven. De man spande hierop een kort geding aan om een rectificatie met schadevergoeding te vorderen.
Op de avond voor de zitting ontvingen de advocaten van een journalist van de krant een uittreksel uit het politieregister. De klager bleek daar geregistreerd te staan in verband met harddrugsdelicten en overtredingen op vuurwapenwetgeving. Naar later bleek had de journalist deze gegevens op zijn beurt weer gekregen van een politiemedewerker, en dat had niet gemogen.
Zonder hiervan te weten bespraken de advocaten die avond nog met een kantoorgenoot, een deskundige op het vlak van privacyrecht, een strafrechtadvocaat en de deken of zij het bewijsstuk in het belang van hun cliënt mochten overleggen. De geraadpleegden oordeelden allen van wel. Tijdens het kort geding liet de voorzieningenrechter het stuk toe, waarna de vorderingen van klager werden afgewezen.
In februari 2013 wees het gerechtshof Den Haag het beklag van klager af tegen het besluit van het OM om de advocaten niet te vervolgen wegens opzettelijke schending van een wettelijke geheimhoudingsplicht. Ze hadden de informatie immers enkel gebruikt ten behoeve van het kort geding. Hierop stapte de man met zijn klacht tegen de advocaten naar de tuchtrechter, eveneens tevergeefs.
Eind maart verklaarde de Raad van Discipline zijn klacht ongegrond, het Hof van Discipline bekrachtigde deze uitspraak afgelopen maandag. Ook het hof vindt dat de advocaten voldoende adviezen hebben ingewonnen en zodoende een zorgvuldige afweging hebben gemaakt om de informatie – ‘het verschil tussen winnen en verliezen’ – te gebruiken. Hierbij hebben zij genoeg rekening gehouden met de belangen van de klager, terwijl zij niet beter wisten dan dat de journalist de gegevens uit betrouwbare en legitieme bron verkregen had.
“Ook als verweerders beseft of vermoed hebben dat de gegevens verkregen waren doordat iemand binnen de politieorganisatie deze in strijd met de wet aan een journalist had verstrekt, brengt dat nog niet mee dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld door deze gegevens in rechte over te leggen,” aldus het Hof van Discipline. “In het civiele recht volgt immers uit jurisprudentie van de Hoge Raad dat onrechtmatig verkregen bewijs dat vervolgens gebruikt wordt in een civiele procedure niet zonder meer geen wettig bewijs oplevert, maar dat de rechter steeds over de toelaatbaarheid oordeelt, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval.”
Daarbij vindt het hof de privacyschendingen van de klager beperkt: de kwalificaties over zijn persoon waren immers allang door de krant verspreid en het tijdens het kort geding ingebrachte uittreksel uit het politieregister voegde hier in wezen weinig aan toe.
Klik hier voor de uitspraak (PDF).