De curatoren van Imtech vangen ook in hoger beroep bot met hun klachten tegen vier (voormalige) De Brauw-advocaten. Het Hof van Discipline heeft hen maandag niet-ontvankelijk verklaard. Bovendien wast het hof curatoren Princen en Peters flink de oren: ze hadden hun klachtzaak onvoldoende voorbereid.
De curatoren van het in 2015 gefailleerde installatiebedrijf Imtech – Paul Peters (AKD) en Jeroen Princen (DVDW Advocaten) – verwijten de vier (voormalige) De Brauw-advocaten onder meer bovenmatig declareren. In de laatste jaren tot aan het faillissement, declareerde het kantoor als huisadvocaat van Imtech 55 miljoen euro bij het installatiebedrijf.
Imtech was in ernstige financiële problemen was geraakt als gevolg van fraude bij projecten in Duitsland en Polen. Meerdere reorganisaties en verkoop van bedrijfsonderdelen hielpen niet. Bij het faillissement – het grootste in de Nederlandse naoorlogse historie – bedroeg het boedeltekort zo’n 1,5 miljard euro.
De curatoren willen in ieder geval 4,5 miljoen euro terugzien van De Brauw Blackstone Westbroek, dat het kantoor in rekening bracht voor advieswerk in de laatste weken voor het faillissement. In deze laatste fase zouden de advocaten volgens de curatoren hebben samengespannen met banken en financiers om een zo positief mogelijk beeld van Imtech te schetsen, teneinde de schade van een mogelijk faillissement voor investeerders te beperken. Dit zou onder meer zijn gebeurd met behulp van een ‘misleidend’ forensisch onderzoeksrapport.
Onjuist advies, excessief declareren
In hun klachten verwijten Peters en Princen de vier De Brauw-advocaten onder meer onvolledig onderzoek naar Imtech in 2013, onjuiste advisering, bevoordeling van bepaalde crediteuren en excessieve declaraties. De advocaten hebben altijd gesproken van ‘een bizarre complottheorie’; volgens hen waren de klaagschriften van de curatoren op zeker driehonderd punten onjuist of misleidend.
De Amsterdamse Raad van Discipline verklaarde de curatoren eind vorig jaar niet-ontvankelijk in hun klachten, vanwege het ontbreken van een direct tuchtrechtelijk belang. Het Hof van Discipline heeft deze beslissing maandag bekrachtigd, met verbetering van de gronden en in niet mis te verstane bewoordingen.
Zo mag van een curator die een klachtprocedure begint tegen de advocaat van de gefailleerde, ‘waarbij de klachten het handelen van de advocaat betreffen dat heeft plaatsgevonden vóór datum faillissement, verwacht mag worden dat hij alvorens klachten in te dienen zich ervan vergewist dat hier gegronde redenen voor zijn,’ zo staat in de uitspraak van maandag.
‘Genoeg mogelijkheden voor deugdelijk onderzoek’
De curatoren hadden zo nodig zelf ‘deugdelijk onderzoek’ moeten doen naar het handelen van de beklaagde advocaten; daar waren genoeg mogelijkheden voor. Volgens het hof zijn er echter ‘geen zodanige feiten en omstandigheden gepresenteerd’ die voldoende grond geven voor een klachtprocedure. Juist omdat er geen sprake is van een rechtstreekse relatie tussen Peters en Princen en de beklaagde advocaten, hadden de curatoren relevante onderzoeksbevindingen aan hen moeten voorhouden.
Het hof gaat in de uitspraak kort op de inhoud van de klachten in. Als het zou kloppen dat de De Brauw-advocaten enkele crediteuren hebben bevoordeeld, dan hadden de curatoren moeten nagaan waarom dit zou zijn gebeurd, vindt het hof. ‘Niet ondenkbaar is immers dat door het verstrekken van (aanvullende) zekerheden aan financiële instellingen Imtech en zijn adviseurs juist hebben geprobeerd een faillissement van Imtech te voorkomen.’
Ook naar aanleiding van de klacht over onjuist uitgevoerde forensische onderzoeken stelt het hof in de stukken niets te hebben gevonden waaruit blijkt dat de curatoren voldoende onderzoek hebben ingesteld. ‘Het enkel stellen dat verweerders sub 2 en 3 ten onrechte bepaalde “relevante” personen niet hebben gehoord is daartoe volstrekt onvoldoende,’ aldus het hof. ‘Dat klemt te meer nu klagers hun stellingen niet aan deze verweerders hebben voorgelegd alvorens hun klachten in te dienen.’
Dit geldt ook voor klachten over excessief declareren door De Brauw. Volgens het hof blijkt uit niets dat Peters en Princen hebben onderzocht welke afspraken de advocaten met Imtech hebben gemaakt over de in rekening te brengen kosten, en of deze afspraken redelijk zouden zijn. Of er sprake is geweest van belangenverstrengeling bij de advocaten, zoals hen wordt verweten, hadden de curatoren volgens het hof ‘op eenvoudige wijze’ kunnen onderzoeken.
Rauwelijks klachten ingediend
‘Klagers hebben hun bezwaren onvoldoende geconcretiseerd en zijn rauwelijks tot het indienen van de klachten overgegaan,’ concludeert de hoogste tuchtrechter. Dit maakt dat de curatoren niet-ontvankelijk zijn in hun klacht, waarmee het hof de beslissing van de Raad van Discipline bevestigt.
Imtech-curator Paul Peters wil desgevraagd niet inhoudelijk ingaan op de inhoud van de uitspraak. Bekend is wel dat de curatoren reeds een civiele procedure tegen de advocaten zijn begonnen bij de Rotterdamse rechtbank.