Een advocaat-onderzoeker in de rol van partijdige belangenbehartiger hoeft niet per definitie gebruik te maken van een onderzoeksprotocol. Dat stelt het Hof van Discipline in een op 4 maart gepubliceerde beslissing. Er bestond geen verplichting om geluidsopnames te maken van interviews, klager is tijdig en voldoende gewezen op zijn rechten en de klacht dat medewerkers en stagiaires onder druk zijn gezet is onvoldoende onderbouwd.
Het gaat in deze zaak om een fiscaal Wwft-onderzoek in twee dossiers. Er wordt binnen het kantoor ‘rekening gehouden met een boete van 4 miljoen euro’.
Mogelijk strafrechtelijke component
De klager – partner en advocaat – is als fee-earner verantwoordelijk voor de dossiers. Het onderzoek wordt door het bestuur van het advocatenkantoor uitbesteed aan een ander advocatenkantoor (verweerder). In een brief aan de klager stelt zijn managing-partner dat er mogelijk een ‘strafrechtelijke component’ speelt in de zaak.
Klager geeft twee interviews aan de onderzoekers van het advocatenkantoor. Dat doet hij zonder advocaat, hoewel hij er meerdere malen op gewezen wordt dat het hem vrijstaat om er een in de arm te nemen.
Onenigheid over verslagen
Daarna begint het gedonder: er ontstaat onenigheid over de verslagen van die interviews. Volgens de klager staan er ‘feitelijke onjuistheden’ in. Hij brengt wijzigingen aan, maar volgens de onderzoekers gaan die het wijzigen van feitelijke onjuistheden ‘ver te buiten’, zodanig dat sprake zou zijn van ‘een andere inhoud van het verslag’. ‘Reden waarom wij het conceptverslag daarop in redelijkheid niet kunnen aanpassen,’ laten de onderzoekers aan klager weten.
Onderzoeksprotocol
De vraag die het Hof van Discipline moet beantwoorden is of het ‘algemene onderzoeksprotocol’ van het onderzoekende advocatenkantoor van toepassing is in deze zaak. Zo ja, dan hadden de interviews opgenomen moeten worden.
Het Hof stelt dat in deze zaak echter geen protocol van toepassing was ‘waaraan klager rechten kon ontlenen’. Het Hof van Discipline: ‘Kennelijk beschikt het kantoor van verweerder over een algemeen model onderzoeksprotocol, dat toegesneden kan worden op specifieke onderzoeken die het kantoor uitvoert. Anders dan de Raad van Discipline en klager veronderstellen, betekent dat naar het oordeel van het hof niet automatisch dat dat model ook als zodanig van toepassing was op het onderhavige onderzoek. In het voorliggende dossier ontbreek daarvoor een concreet aanknopingspunt.’
Rechtspositie in het onderzoek
De klager is voorafgaand aan de interviews ook voldoende en tijdig geïnformeerd over zijn rechten in het onderzoek. Hij kreeg een ‘informatieblad’ onder ogen. Partijen verschillen weliswaar van mening over de vraag welke versie van dat informatieblad aan klager is verstrekt – volgens klager een A-4tje, volgens de onderzoekers vier pagina’s – maar dat mag de klager niet baten.
‘Gezien ook klagers eigen kennis en ervaring, had hij aldus voldoende gelegenheid om zich te beraden op zijn eigen (rechts)positie in verband met zijn rol in de onderzochte dossiers en zijn verhouding met de opdrachtgever. Gelet op de tijdige aankondiging van het doel van het onderzoek en het herhaalde advies een advocaat in de arm te nemen, is klager tijdig genoeg gewezen op zijn rechten,’ schrijft het Hof.
Helemaal vlekkeloos was de gang van zaken niet. Er had eerder ‘nadere en concretere informatie’ over het onderzoek verstrekt kunnen worden, maar dat is volgens het Hof niet tuchtrechtelijk verwijtbaar aan het adres van de onderzoekers.
Intimidatie
Klager stelt ook nog dat medewerkers en stagiaires van hem door de onderzoekers onder druk zijn gezet: ze zouden in het zicht van alle kantoorgenoten intimiderend ondervraagd zijn, in een ‘3-tegen-1-setting’. Ze waren ‘aangeslagen’, en meerdere geïnterviewden zouden in huilen zijn uitgebarsten.
Volgens het Hof is deze stelling ‘onvoldoende onderbouwd, nog daargelaten de vraag of hij een rechtstreeks belang heeft bij dit verwijt’.
De zaak heeft de klager zijn baan gekost. In 2020 wordt hij door het advocatenkantoor de laan uitgestuurd.
Klik hier voor de beslissing
Hof van Discipline – ECLI:NL:TAHVD:2024:64
Bekijk hier de eerdere uitspraak van de Raad van Discipline