Een advocaat die een man bijstaat in een echtscheidingsprocedure in hoger beroep, dient voor de behandeling verkeerde processtukken in. Het Gerechtshof Amsterdam wijdt in een recent arrest ietwat gepikeerd uit over deze ‘zeer slordige handelwijze’.
Het in 1998 getrouwde echtpaar woont jarenlang in Frankrijk en krijgt drie kinderen. In 2013 gaat het stel al uit elkaar, waarna pas in 2018 het huwelijk formeel wordt ontbonden. De vrouw en de kinderen verhuizen naar Nederland, de man blijft in Frankrijk. In het hoger beroep van een procedure na de echtscheiding eist de man verlaging van zijn alimentatie – dit wordt ook in hoger beroep afgewezen – en een veranderde omgangsregeling met zijn kinderen.
Voor de behandeling van het hoger beroep merkt het Gerechtshof Amsterdam echter dat de advocaat van de man verkeerde pleitnotities en een onjuiste versie van het inleidende verzoekschrift heeft ingediend bij het hof. Die verkeerde versie bevat een andere tekst, andere nummering en een uitgebreider petitum dan het origineel zoals ingediend bij de rechtbank. Dat maakt dat het hof het ingediende procesdossier beschouwt als incompleet en onjuist; het voldoet strikt genomen niet aan de eisten van het procesreglement.
De man heeft geluk dat zijn hoger beroep hierom niet direct niet-ontvankelijk wordt verklaard. ‘Hoewel de handelwijze van mr. Kim-Meijer op zijn minst zeer slordig is te noemen, levert dit naar het oordeel van het hof in deze procedure echter geen zodanige schending van de goede procesorde op, dat dit de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van de man tot gevolg moet hebben,’ zo staat in het arrest. Gelukkig voor hem heeft de advocaat van de vrouw immers wél de juiste stukken uit de eerste aanleg opgestuurd en kan de behandeling doorgaan.
Het hof ‘verbindt wel gevolgen aan de handelwijze van de (advocaat van de) man: de pleitnota en het verkeerde verzoekschrift van de man laat het hof buiten beschouwing. ‘In plaats daarvan zal het hof de pleitnota van de vrouw en het inleidende verzoekschrift, zoals de vrouw die bij het hof heeft ingediend, bij zijn beoordeling als uitgangspunt nemen.’
Dat pakt voor de man uiteindelijk nog redelijk uit: hoewel zijn vordering tot verlaging van de alimentatie wordt afgewezen, vernietigt het gerechtshof deels de beschikking van de rechtbank en stelt het hof een gewijzigde zorgregeling tussen de man en zijn kinderen vast, ‘in de hoop dat verdere procedures achterwege kunnen blijven, zeven jaar na echtscheiding.’