Het is niet in strijd met het EU-recht dat diensten van advocaten aan de btw-heffing zijn onderworpen. Dat heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie op 28 juli bepaald in een prejudiciële beslissing op verzoek van onder meer de Orde van Vlaamse Balies.
De uitspraak van het Hof ziet zowel op dienstverlening in het kader van de gefinancierde rechtsbijstand, als dienstverlening ten behoeve van rechtzoekenden die zelf betalen voor de rechtsbijstand van een advocaat.
Ten aanzien van de eerste groep stelt het Hof dat de vrijstelling van art. 132 lid 1 onderdeel g Btw-richtlijn – dat ziet op ‘diensten en goederen welke nauw samenhangen met maatschappelijk werk en sociale zekerheid’ – niet geldt voor de diensten van advocaten ten behoeve van rechtzoekenden die rechtsbijstand genieten in het kader van een nationaal stelsel van rechtsbijstand.
Ten aanzien van zelf betalende cliënten stelt het Hof na toetsing van de ‘richtlijn betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde’ aan artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dat ‘niet is gebleken van elementen die afbreuk doen aan de geldigheid van deze richtlijnbepalingen’, voor zover het diensten van advocaten betreft ten behoeve van rechtzoekenden die geen rechtsbijstand genieten.