Het Groningse advocatenkantoor PlasBossinade hoeft geen betaalde declaraties voor het failliete bedrijf Euracon terug te betalen. Curator Jan Maarten Pol (Actio Advocaten) had hierom verzocht, maar heeft bij zowel de kantonrechter als het gerechtshof bot gevangen.
Nog geen drie weken voor het faillissement in mei 2019 wendt installatiebedrijf Euracon zich tot PlasBossinade voor juridische bijstand. Euracon vraagt advies vanwege de slechte financiële situatie, nadat de verkoop van het bedrijf is mislukt. Bovendien kampt een van de bestuurders met ernstige gezondheidsproblemen.
Een advocaat van PlasBossinade neemt de verschillende mogelijkheden onder de loep en adviseert een eigen faillissementsaanvraag als beste optie. Het advocatenkantoor bereidt vervolgens zelf de faillissementsaanvraag voor, waarna de rechtbank Noord-Nederland op 28 mei 2019 het faillissement uitspreekt.
In de week voor het faillissement verstuurt PlasBossinade twee facturen van in totaal 6.400 euro, die het bedrijf direct betaalt. Een derde factuur van ruim 1.800 euro volgt na het faillissement, en wordt betaald door de zieke bestuurder en een gelieerde vennootschap. Dit tot ergernis van curator Pol, die deze betalingen aan het advocatenkantoor als paulianeus bestempelt. Oftewel: met een onvermijdelijk faillissement in zicht had het bedrijf deze declaraties volgens hem nooit mogen betalen.
De curator beroept zich daarom op een buitengerechtelijke vernietiging van deze betalingen en stapt naar de rechter met de eis dat PlasBossinade het volledige bedrag à 8.260 euro terugbetaalt. Na de kantonrechter wijst echter ook het Gerechtshof Amsterdam deze vordering af, blijkt uit een arrest van 22 maart.
Betalingsafspraak ligt voor de hand
Het hof vindt namelijk dat de curator de betalingsafspraak tussen Euracon en PlasBossinade onvoldoende heeft betwist. Bovendien ligt zo’n betalingsafspraak ‘alleszins voor de hand in het benarde soort omstandigheden als waarin Euracon zich bij het verlenen van de opdracht aan PlasBossinade bevond’, aldus het hof. De kantonrechter heeft hierbij juist overwogen dat zo’n betalingsafspraak ook kan inhouden dat wordt afgeweken van algemene voorwaarden of aangegeven uiterste betaaldata.
Hier komt bij dat de betalingsafspraak met PlasBossinade geen onverplicht karakter heeft, vindt het hof. ‘Uit de gedingstukken blijkt duidelijk waarom [naam1] zich op 10 mei 2019 heeft gewend tot PlasBossinade met het verzoek om juridische bijstand. Euracon verkeerde op dat moment in zwaar weer en dreigde failliet te gaan. […] Gelet op de logische samenhang tussen de bereidheid tot het uitvoeren van de opdracht en de betalingsafspraak kan niet worden gezegd dat deze laatste een onverplicht karakter had; de betalingsafspraak was immers een direct – en in wezen onontkoombaar – uitvloeisel van de door [naam1] c.s. geaccepteerde voorwaarden waaronder PlasBossinade in dit geval bereid was om haar diensten te verlenen.’
Curator richtte pijlen niet op opdracht
Deze conclusie maakt dat de curator de betalingsafspraak niet buitengerechtelijk kon vernietigen, aldus het hof. Daarbij merkt het hof op dat ‘de curator ook in hoger beroep zijn pijlen niet (kenbaar) mede heeft gericht op de met PlasBossinade aangegane overeenkomst van opdracht’, maar enkel op de betalingen zelf. Verder is het volgens het hof voldoende duidelijk dat de gedane betalingen ‘rechtstreeks voortvloeiden uit werkzaamheden die werden verricht in het kader van de redding van het bedrijf’.
Bovendien zijn de declaraties van PlasBossinade volgens het hof niet buitensporig te noemen. ‘PlasBossinade heeft naar het oordeel van het hof voldoende duidelijk uiteengezet wat het nut, de ratio en de omvang zijn geweest van de door haar verrichte werkzaamheden in relatie tot de dreigende insolventie van Euracon en de direct daarbij betrokkenen.’ Het hof is het met het advocatenkantoor eens dat de curator in dit geval een ‘te eng begrip’ hanteert van wat moet worden verstaan onder ‘faillissements-gerelateerd’.
Tot slot onderstreept het hof nog ‘dat in de lagere rechtspraak al meermaals is gewezen op de maatschappelijk onwenselijke situatie dat een partij niet in aanmerking kan komen voor rechtsbijstand in verband met een mogelijk faillissement omdat de aangezochte advocaat het risico loopt of denkt te lopen onbetaald te blijven. Dit kan er toe leiden dat zo de toegang tot behoorlijke rechtsbijstand wordt geblokkeerd, juist op een moment dat die dringend nodig is.’
Soortgelijke zaak
Deze uitspraak van het hof is interessant in het licht van een soortgelijke, zij het veel grotere zaak. De curatoren van het failliete installatiebedrijf Imtech eisten in februari dit jaar via de rechter 4,5 miljoen aan declaraties van De Brauw Blackstone Westbroek terug. In de laatste weken van Imtech in 2015 staken De Brauw-advocaten vele uren in de advisering aan Imtech en diens bestuur, volgens de advocaten om het bedrijf van de ondergang te redden.