Interim rapporteur Rein Jan Hoekstra signaleert in zijn tussenrapportage over het toezicht op de advocatuur dat het noodzakelijk is om “het toezicht op de advocatuur verder te professionaliseren en te versterken”.
Uit zijn onderzoek blijkt dat de primaire taak van de deken, de klachtenafhandeling, zo veel tijd in beslag neemt dat het proactieve toezicht in het gedrang komt. “Dit terwijl er meer aandacht zou moeten worden besteed aan het proactief thematisch toezicht, bijvoorbeeld naar de kwaliteit van de dienstverlening en de financiële situatie van kantoren,” aldus Hoekstra.
Daarnaast wijzen “de eerste bevindingen er op dat er nog onvoldoende publiekelijk verantwoording afgelegd wordt over de wijze waarop het toezicht functioneert en wat de resultaten van het toezicht zijn. Hierdoor is er nu onvoldoende inzicht in de mate van kwaliteit, objectiviteit en integriteit van het toezicht. Om deze publieke verantwoording te kunnen verbeteren is een betere registratie en categorisatie van onderzoeken en klachten noodzakelijk,” schrijft Hoekstra.
UPDATE 13 juni
“Mogelijk een rol voor het BFT”
Het huidige toezichtskader biedt voldoende mogelijkheden en aanknopingspunten om het toezicht te versterken, zegt Hoekstra tijdens de presentatie van de tussenrapportage. Echt fundamentele aanpassingen – c.q. extern toezicht – lijken niet nodig. Met het advies van Docters van Leeuwen dat nu als leidraad dient voor de Orde van Advocaten om een aantal veranderingen door te voeren in het toezicht, is de Orde volgens Hoekstra al een aardige slag aan het maken. De implementatie ervan naar de Raden van Toezicht is echter nog onvoldoende. De herziening van de gerechtelijke kaart is een “nuttig middel om de slag naar professionalisering te maken.”
Uit het eerste deel van het onderzoek blijkt verder dat bij het toezicht “te weinig acht wordt geslagen op de wensen van de maatschappij.” Uit gesprekken die Hoekstra voerde met burgers blijkt dat veel klagers vinden dat de omschrijving van de klacht door henzelf aan de deken te veel verschilt van de omschrijving die de deken aan de Raad van Toezicht voorlegt. Het is voor de burger bovendien onbevredigend dat de toetsing van zowel de deken als de tuchtrechter slechts marginaal is. Hoekstra zegt daarom het Duitse model nader te willen onderzoeken, waarbij een soort Ombudsman verder kan gaan in zijn beoordeling van een klacht dan een deken of tuchtrechter nu kan.
Een voorzichtige stap richting extern toezicht zet Hoekstra als hij zegt dat samenwerking met een externe partij een mogelijkheid is. Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) zou bijvoorbeeld een rol kunnen spelen. “Het zou kunnen dat er een stap verder moet worden gezet, maar dat moet ik nader onderzoeken.” Tot benoeming van een toezichthouder door de overheid ziet Hoekstra overigens geen aanleiding. “De toezichtstaak ligt primair bij de dekens. En de Orde heeft een traditie. Die hoeft er niet altijd te blijven, maar als je hem doorbreekt, moet daar een goede reden voor zijn.” En die ziet de rapporteur blijkbaar niet.
Een aanbeveling die Hoekstra nu al wel kan doen is dat de Geschillencommissie Advocatuur een grotere rol moet gaan spelen. “Nu is slechts 30 procent van de advocaten aangesloten, dat is veel te weinig.” Het hoeft wat Hoekstra betreft niet verplicht te worden, maar de Orde moet wel meer doen om duidelijk te maken dat ze zich moeten aansluiten. Een groot deel van de tijd zijn dekens en tuchtrechters bezig met geschillen over declaraties. Als de Geschillencommissie een deel daarvan kan overnemen “scheelt dat een slok op een borrel qua werk.”