De Maastrichtse cartoonist Ruben Oppenheimer moet zijn cartoon over strafadvocaat Theo Hiddema rectificeren. Dat heeft de rechtbank in Maastricht vrijdagmorgen bepaald in een namens Hiddema aangespannen kort geding. De rechtbank ziet de spotprent als onrechtmatig, zo laat de Oppenheimer zelf weten op Twitter.
In de prent werd de advocaat door de tekenaar bestempeld als ‘louche’, maar ‘ik ben geen homo’, zo zegt Hiddema in de cartoon, die Oppenheimer maakte naar aanleiding van een aangifte tegen Hiddema wegens smaad in de biografie Mr. Hiddema, strafpleiter, dandy, dwarsligger. Detective Ben Zuidema deed de aangifte vanwege enkele beweringen in het boek die onjuist zouden zijn.
Het was boven alles het woord ‘louche’ waar Hiddema over viel; hij voelde zich in zijn goede naam aangetast. De rechtbank stelt dat Oppenheimer op basis van de beweringen van Zuidema niet had mogen optekenen dat Hiddema een louche advocaat is, als ‘louche’ de betekenis ‘onguur’ of ‘verdacht’ heeft. “Het enkele feit dat [naam privédetective] [eiser] beschuldigt van omkoping, betekent niet dat deze beschuldiging ook juist is. [eiser] betwist deze uitspraak ook. Indien [gedaagde] een bepaalde groep advocaten, met [eiser] kennelijk als concreet voorbeeld, als op media-aandacht beluste advocaten op spottende en satirische wijze heeft willen portretteren vanwege die eigenschap, dan is het gebruik van het woord louche in dat verband niet op zijn plaats. […] Uit het vorenstaande volgt dat de meningsuiting van [gedaagde] niet wordt beschermd door het recht op vrije meningsuiting en derhalve als onrechtmatig moet worden beschouwd.”
Oppenheimer voerde onder meer nog – tevergeefs – aan dat de kwalificatie louche wat hem betreft niet ernstig is, ‘omdat [eiser] door zijn optreden in de media zijn eigen naam en faam aantast.’ Dat Hiddema tegen een stootje moet kunnen, zoals Oppenheimer stelt, dat wil de rechter hem nog wel nageven. Toch krijgt de cartoonist van de rechter zeven dagen de tijd om te rectificeren in het huis-aan-huisblad waarin de gewraakte cartoon op 3 oktober 2014 verscheen, op straffe van een boete van 500 euro per dag dat hij nog niet gerectificeerd heeft. Een verzoek tot schadevergoeding voor Hiddema ter waarde van 15.000 euro heeft de rechter afgewezen, omdat die te veel het karakter van een boete zou krijgen.
De cartoonist geeft aan in hoger beroep te gaan: “De rechter gaat volledig voorbij aan het feit dat een cartoon géén nieuwsartikel is, maar een satirische uiting en met dit vonnis is satirische vrijheid in Nederland zojuist 50 jaar terug in de tijd gezet.” Toch heeft hij op zijn social media-kanalen al een min of meer rectificerende nieuwe prent gezet, die Hiddema hem vermoedelijk evenmin in dank zal afnemen.