Vorige week verscheen de door Stan de Jong geschreven biografie Mr. Hiddema, strafpleiter, dandy, dwarsligger. Het is een pageturner geworden over één van Nederlands bekendste en meest eigenzinnige strafpleiters. ‘Dat geschrijf van uren leidt maar af, dat is niks voor mij. Ik wil gewoon een depot, een lekker potje geld om naar te kijken, dan word ik warm van binnen.’
Door Lucien Wopereis
Het is de Hiddema zoals we hem kennen: zelfverzekerd, humoristisch, recht door zee, confronterend. Een man met een passie: pleiten. ‘Pleiten is wat ik heel goed kan, en daardoor geniet ik van het leven.’
Toch is het geen boek met enkel zelfbewieroking geworden. Hiddema geeft met enige regelmaat toe fouten of verkeerde inschattingen te hebben gemaakt. Zo dronk hij tijdens een rechtszaak eens een kop koffie op een terras met voormalig collega Doedens, maar in de zaak opposing counsel. Niet handig. Ook raakte hij diep in de problemen omdat hij een dossier in de geruchtmakende zaak van de Bende van Venlo had meegegeven aan Valerie Lempereur, die vervolgens een boek publiceerde met de aantijging dat Hiddema in die zaak zou hebben aangezet tot vervalsing van een dagboek. Hiddema geeft toe dat hij ‘door dat mens vreselijk bij de neus is genomen’.
Het boek begint bij de jeugd van Hiddema, en wordt daarna meer thematisch. Onder ander de IRT-affaire, foute advocaten, tucht en orde en de Zwarte weduwe Florrie Rost van Tonningen passeren de revue. Telkens wordt alles zeer matter of factly uitgesproken en opgeschreven: je hoort Hiddema soms bijna spreken. Over Rost van Tonningen: ‘Ik vond het een genoegen die vrouw te verdedigen. Er zijn heel wat mensen geweest die hadden geheuld met de bezetter, denk aan de Nederlandse Unie, maar het hoogste woord voerden als het ging om het veroordelen van Florrie Rost van Tonningen. Ik vond het leuk om in mijn pleidooien op die hypocrisie te wijzen.’ Hiddema’s eigen vader was fout in de oorlog, en door de verdediging van de Zwarte weduwe kon hij naar zijn gevoel wat ‘repareren’ aan de verhouding met zijn vader, ook al was die vlak daarvoor overleden.
Kwelgeesten
Hiddema rekent in het boek af met een aantal kwelgeesten uit het verleden, vooral Max Moszkowicz. Hiddema was bij hem als advocaat begonnen, maar tot ongenoegen van Moszkowicz begon Hiddema steeds meer naam voor zichzelf te maken. Toen hij na veel gedoe voor zichzelf begon, ook in Maastricht, barstte de bom. Moszkowicz schuwde volgens Hiddema geen enkel middel om hem zwart te maken, zowel bij de Orde als cliënten. ‘In mijn donkerste momenten zag ik mijn hele bestaan in elkaar donderen. Want als Moszkowicz in zijn klacht zou slagen, zou niet alleen de Orde van Advocaten me hebben geschorst – dat kon me op zich nog niet zoveel schelen – maar stond ik in de juridische wereld én de onderwereld bekend als bedrieger. Levensgevaarlijk.’
In een poging om aan de greep van Moszkowicz te ontkomen, nam Hiddema zelfs telefoongesprekken met Moszkowicz op. De strafrechtadvocatuur is soms een wereld van keihard botsende ego’s, dat wordt eens te meer duidelijk. Kennelijk schrikken sommige advocaten er zelfs niet voor terug om anderen in gevaar te brengen.
Problematisch is het natuurlijk wel, al die aantijgingen aan het adres van Max Moszkowicz. Die is immers niet meer bij machte om zichzelf te verdedigen.
Bij andere advocaten is dat geen punt. Over strafrechtadvocate Ficq: ‘Als morgen het heelal op hol slaat, de zon uit de lucht komt vallen en daardoor Ficqs fietstas verschroeid raakt, staat overmorgen in de krant: Ficq stelt de Amsterdamse politie aansprakelijk.’ Over de gebroeders Anker: ‘Hoe die twee de heilsoldaat uithangen – daar word ik een beetje wee van. Ook dat voortdurende gescherm met het feit dat ze zo veel zaken pro deo doen. De argeloze burger zou kunnen denken dat pro deo betekent dat advocaten gratis procederen. Maar dat is natuurlijk niet het geval.’
Sieraad voor de mensheid
Aan het slot van het boek staan enkele bespiegelingen die Hiddema het meest lijken te typeren. ‘Blijkbaar zit er een weeffoutje in mijn geweten. Dit is een gewetenloos vak. Maar als je ziet hoe ik omga met mensen, ben ik een sieraad voor de mensheid. Want ik wil niemand tekort doen. Niet omdat ik anderen altijd het beste gun. Maar ik heb teveel eigendunk om anderen te duperen met het doel er zelf beter van te worden.’
En even later: ‘In de dagelijkse omgang heb ik dus weinig last van gewetenswroeging en daardoor hoef ik ook niet vreselijk om te schakelen als ik mijn toga aantrek. Ik sta eigenlijk nooit stil bij mijn geweten. (…) Een boel advocaten zullen hetzelfde hebben als ik, maar hangen ter compensatie de Joris Goedbloed uit. Ze zijn zó gewetensvol en zó betrokken bij het lot van de verdachte, dat ik daar wel eens misselijk van word. Want ik weet dat het zo niet werkt. Van die missionarissen moet ik niets hebben.’