Twee rechtenstudenten van de Vrije Universiteit deden onlangs mee aan een internationale pleitwedstrijd op de Amerikaanse Yale University in New Haven, Connecticut. Winst zat er niet in, maar als de enige non-native speakers kregen ze een hoop waardering. “Je merkt dat het voor Amerikaanse studenten heel erg belangrijk is om goede cijfers te halen en later een goede baan te krijgen, omdat ze anders hun studieschuld niet kunnen afbetalen.”
Studenten Mark Egeler en Malou Vié kregen een rol toebedeeld in gesimuleerde comités van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Vié moest in de huid kruipen van Perikles, de Griekse staatsman die vijf eeuwen voor Christus de Peloponnesische oorlog wilde voorkomen en Egeler trad op als afgevaardigde van Pakistan in het comité van het Internationaal Atoomagentschap.
Egeler en Vié waren als beste uit de selectie gekomen, waarbij ze zo’n vijftien andere studenten achter zich hadden gelaten in een assessmentronde, een interview en motivatiebrief. In twee weken tijd werden ze klaargestoomd voor de wedstrijd. Mirjam de Bruin, docent Pleitoefening, heeft de twee studenten begeleid en getraind in de kunst van het onderhandelen, het opbouwen van een speech, het bekijken van andermans speech en het schrijven van position papers.
Dat ze allebei niet degene waren die in hun comité een award won, is niet zo erg, vindt De Bruin. “Ik heb zelf als student meegedaan aan een wedstrijd op Harvard en ik weet hoeveel je van de training en van zo’n evenement leert. Je doet zoveel vaardigheden op.” Dat zag ze ook terug in de twee kandidaten. “Ze hebben het heel erg goed gedaan, zeker gezien de korte voorbereiding. Bovendien zijn Amerikaanse studenten door en door getraind in dit soort wedstrijden. Ze zijn competitief en leren zich al van jongs af aan te focussen op het mondelinge deel. In Nederland ligt de nadruk veel meer op het schrijven.”
We spraken met de twee studenten en vroegen ze naar hun eigen ervaringen.
Hoe was het om op Yale aan deze wedstrijd mee te doen?
Egeler: “Het was bovenal indrukwekkend en leerzaam als pleitoefening, maar ook op andere vlakken. En het was natuurlijk heel bijzonder om daar naartoe te gaan en te zien hoe die Amerikaanse studenten het doen. Die zijn al van jongs af aan bezig met pleiten en presentatie. Ik vond het ook leuk om te participeren. Eerst dacht ik: dat zou wel eens heel ingewikkeld kunnen worden, maar ik merkte dat zij het ook heel erg wisten te waarderen dat ik geen native speaker was. Het was ook informeler dan ik had gedacht. Het begon met een wat stijve opening, maar later was er een spreker uit Georgetown die echt leuk was om naar te luisteren. Hij sprak met zoveel jeu, daar blijf je wakker van.”
Vié: “Het was echt een geweldige ervaring, nog beter dan ik had verwacht. Het was soms alsof we op een filmset liepen en we elk moment bekende mensen tegen konden komen. Ik vond het ook erg leuk om met de Amerikaanse studenten om te gaan en met ze te praten over hun manier van studeren. Ze betalen zo veel collegegeld, dat maakt iedereen zeer ambitieus.”
Waarom deed je mee?
Vié: “Voor de ervaring. Ik vind pleiten leuk en debatteren, en dit was zo’n mooie kans. En het staat natuurlijk ook leuk op je cv.”
Egeler: “Ik interesseer me voor internationale betrekkingen en voor retorica. Ik ben eigenwijs, ga altijd graag de discussie aan en ik hou van debatteren en lobbyen. Ik spreek ook goed Engels, omdat ik drie jaar in Amerika en drie jaar in Canada heb gewoond. Dat Yale zo’n prestigieuze universiteit is, geeft het nog een extra dimensie.”
Jullie hadden een erg druk schema en moesten meteen na aankomst al een speech houden. Hoe was dat?
Egeler: “Na de vlucht moesten we vanaf Boston nog tweeënhalf uur met de trein. We hadden een half uurtje rust in het hotel en toen begon de eerste sessie al. Toen was het in Nederland zeven uur in de ochtend. Gelukkig ging mijn openingsspeech heel goed. Ik ben niet snel tevreden, maar nu was ik dat wel.”
Vié: “Het ging verrassend goed. We waren al 24 uur wakker, maar later was ik daar wel blij mee. In de trein was ik nog heel zenuwachtig, maar tegen de tijd dat ik mijn speech moest houden was ik zo uitgeput dat het me niet zoveel meer uitmaakte. Mijn tactiek was om eerst te luisteren naar de anderen, maar ik was al als derde aan de beurt. Toen moest ik ook nog improviseren, omdat we in plaats van anderhalve minuut maar een minuut de tijd kregen. Maar ik was dus niet meer zo zenuwachtig.”
Hoe heb je je voorbereid? Was het moeilijk om je in te leven in de rol die je kreeg?
Egeler: “Ik heb me erg goed ingelezen in het onderwerp en heb geoefend in het aanbrengen van structuur in mijn betoog. Ik heb bijvoorbeeld ook filmpjes gekeken van debatten en dergelijke. Mijn rol was die van een afgevaardigde uit Pakistan in een kwestie over kernwapens. Eerst wist ik niet of ik het ethisch wel kon verantwoorden tegenover mezelf. Ik wilde gaan voor een strategie waarin ik wereldvrede probeerde te bereiken; ik doe mijn wapens weg als India dat ook doet. Maar ik kreeg de steun niet van Amerika, omdat zij teveel belangen hadden. Toen bedacht ik me dat dwarsliggen en eigenwijsheid eigenlijk wel bij mij past en toen heb ik besloten mijn wapens te verkopen aan Singapore, China en Venezuela. Het leuke is dat dat kan als je Pakistan bent.”
Vié: “Ik heb op de middelbare school Grieks en Latijn gehad, dus ik wist al wel wat over Perikles. Het kostte me dan ook niet veel moeite om me in te leven. Ik heb zo veel research gedaan dat ik op een gegeven moment ook wel dacht te weten hoe Perikles in een situatie zou reageren. We kregen pas twee dagen van tevoren een studiegids met daarin aanwijzingen over waarop de nadruk ligt, wat de verhoudingen zijn en dergelijke. We waren dus maar vast begonnen en hebben daardoor een veel bredere voorbereiding gehad. Dat was misschien wel een voordeel.”
Hoe was het om alles in het Engels te moeten doen? Was je extra zenuwachtig omdat het op Yale was?
Egeler: “Ik was juist vooral zenuwachtig toen ik voor de hoogleraren in Nederland mijn verhaal moest doen. Toen was ik niet goed voorbereid, omdat ik dacht dat we er nog de hele dag aan zouden werken. Op Yale had ik dat niet zo. Ik liet het op me afkomen. Misschien dat mijn bijbaan als muzikant in verschillende bands daarbij een rol speelt. Ik sta graag voor een publiek, misschien dat dat een beetje mijn ijdelheid is.”
Vié: “Ik was altijd goed in Engels en het scheelt dat we de hele training ook in het Engels hebben gedaan. Onze begeleidster zei elke keer als we bij elkaar kwamen: “Vanaf nu alles in het Engels, ik versta geen Nederlands meer.” Omdat we de enige internationale delegatie waren, vonden de Amerikanen het ook mooi hoe wij het deden. Ze waren heel behulpzaam. Ik werd verkozen tot generaal, maar had het al snel opgegeven om het allemaal net zo mooi te verwoorden als de Amerikanen zouden doen. Achteraf hoorde ik dat het juist ook wel prettig was dat ik in het Engels niet met de meest moeilijke woorden strooide, omdat daardoor onze eisen heel duidelijk en direct waren.”
Wat vond je van de Amerikaanse studenten? Wat zijn de grootste verschillen met Nederland?
Egeler: “In de VS moet je laten zien hoe goed je bent en willen studenten altijd degene zijn die een antwoord kan geven. In Nederland is het juist niet goed als je altijd haantje de voorste bent. Kijk maar naar Ivo Niehe onlangs. Die kreeg vooral negatieve reacties. In de VS is het veel normaler als je je niet schaamt voor je kunnen. Soms is het wel storend, als iemand maar blijft praten omdat hij aan het woord wil zijn.”
Vié: “Je merkt dat het voor hen heel erg belangrijk is om goede cijfers te halen en later een goede baan te krijgen, omdat ze anders hun studieschuld niet kunnen afbetalen. Ze zijn daardoor heel erg toegewijd. Op Yale zit de bibliotheek van ’s ochtends tot ’s avonds vol met studenten. In Nederland zie je dat alleen rond de tentamens. Amerikanen zijn onderling ook erg competitief. Ze willen zelf bijvoorbeeld degene zijn die een voorstel indient, omdat ze het belangrijk vinden dat hun naam er dan onder staat. Mij gunden ze volgens mij iets meer, omdat ik Nederlands ben. Wat me wel opviel is dat ze tijdens de clubnight dan juist wel weer helemaal uit de band springen. Ik heb mijn grootste slag geslagen tijdens de eerste sessie na de clubnight. Iedereen had een kater, terwijl ik maar twee wijntjes op had. Ze hadden nooit voor gestemd als ze beter hadden opgelet. Nu kon ik bijna ongemerkt onze macht uitbreiden. Toen dachten ze ineens: ‘Hé, we moeten meer rekening houden met dat Nederlandse meisje.'”
Wat is het belangrijkste dat jullie geleerd hebben van dit hele avontuur?
Egeler: “Misschien cliché, maar de gehele ervaring op zich was leerzaam. Wel heb ik geleerd om met jeu te vertellen en dat het leuk is om te spreken voor een groot publiek. Dat vond ik al, maar nu nog meer. En ik heb natuurlijk veel geleerd over Pakistan en internationale verhoudingen.”
Vié: “Ik heb heel veel geleerd over public speaking. Dat is toch weer anders dan pleiten. Ik heb geleerd het publiek naar me toe te trekken en mijn boodschap over te brengen. Daarin heb ik ook heel veel gehad aan de training. Ik heb ook geleerd dat ik zoiets als dit kan. Ik heb me heel goed staande gehouden tussen de anderen. Ik ben niet vaak trots op mezelf, maar nu ben ik dat wel. Ik weet zeker dat ik dit de rest van mijn leven niet meer vergeet. Ik heb ook wat van de studiementaliteit van de Amerikanen meegekregen. Ik besef nu dat we het hier in Nederland allemaal gemakkelijk kunnen regelen. Iedereen met de capaciteiten kan studeren, arm of rijk. Dat dat niet overal ter wereld zo is, was een waardevolle les.”
Tot slot: wat wil je na je studie gaan doen?
Egeler: “Ik wil me specialiseren in het Intellectuele Eigendomsrecht en dan muzikanten en creatieve personen helpen bij hun juridische problemen. Ik kijk toch wel een beetje op tegen Gerben Kor van de VU. Ik heb ook kleinschalige politieke ambities, in die zin dat ik me graag bemoei met de politieke partij waar ik lid van ben.”
Vié: “Het liefst wil ik de RAIO gaan doen om rechter te worden in het strafrecht. Misschien gaat dat niet meteen na mijn studie, omdat ik dan nog niet veel ervaring heb, maar ik ga het misschien toch proberen. Wie niet waagt, wie niet wint. Als dat niet meteen lukt zou ik eerst als strafrechtadvocaat willen werken. Daarna wil ik dan wel doorstromen naar de RAIO, want het allerliefst wil ik rechter worden.”