Een advocaat-medewerker die tegenover de deken en de Raad voor de Rechtsbijstand melding maakt van het zonder enig overleg op haar naam aanvragen van toevoegingen, handelt niet in strijd met een contractueel overeengekomen geheimhoudingsplicht. Dat heeft de kantonrechter in Den Haag begin maart beslist. Volgens de kantonrechter is er bij het Rotterdamse kantoor Smit Advocaat & Belastingkundige sprake van een ‘evident onjuiste gang van zaken’.
Door Lucien Wopereis
In oktober 2016 ontstaat er mot tussen advocaat en naamgever Martijn Smit en de advocaat-medewerker. Volgens de advocaat-medewerker zijn er zonder haar medeweten meer dan 60 toevoegingen op haar naam aangevraagd, en is de intentie van Smit om haar als patroon te laten fungeren – zij heeft daarvoor goedkeuring gekregen van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten – ‘slechts een formaliteit’. Smit heeft de toevoegingen op naam van de medewerker gezet, aangezien hij zelf een brief had ontvangen met de mededeling dat hij ‘bijna het toevoegingsmaximum’ had bereikt.
De advocaat-medewerker gaat met de informatie over de toevoegingen naar de deken. Zij laat volgens Smit in het bijzijn van het personeel van het kantoor weten dat zij het patronaat van een medewerkster niet meer op zich neemt, en dat ze af wil van de toevoegingen op haar naam. Ook informeert ze de Raad voor de Rechtsbijstand. Het leidt tot ontslag op staande voet.
De Raad voor de Rechtsbijstand onderzoekt de zaak en concludeert dat Smit ten onrechte toevoegingen heeft aangevraagd op naam van de medewerker. In een eerdere brief laat de raad weten ‘zeer verontrust’ te zijn over de gang van zaken op het kantoor. ‘Inmiddels is onder andere geconstateerd dat u doorgaat met het aanvragen van toevoegingen op naam van mevrouw [gedaagde] ná de datum waarop u haar op non-actief heeft gesteld in afwachting van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.’
Smit stelt op zijn beurt dat de advocaat-medewerker de contractueel overeengekomen geheimhoudingsplicht heeft geschonden, en eist van haar een schadevergoeding van 40.000 euro op grond van onrechtmatige daad. Ook eist hij een dwangsom van 50.000 euro per keer dat de advocaat-medewerker de geheimhoudingsplicht schendt, met een maximum van een miljoen euro.
Die vlieger gaat niet op, aldus de kantonrechter. De informatie over de toevoegingen kan niet worden gekwalificeerd als een bedrijfsgeheim. ‘Met haar melding over de toevoegingsaanvragen bij de Deken en de Raad heeft [gedaagde] dan ook geen zaken geopenbaard die vallen onder haar contractuele geheimhoudingsplicht. Ook heeft zij daarmee niet in strijd gehandeld met goed werknemerschap. Dit geldt te meer nu, zoals uit de correspondentie tussen partijen (…) blijkt, [gedaagde] meerdere malen tegenover [MS] kenbaar heeft gemaakt dat zij het niet eens was met het ten onrechte op haar naam aanvragen van toevoegingen, zodat zij in dat opzicht voldoende loyaliteit naar haar werkgever heeft getoond.’
De verklaringen die de advocaat-medewerker heeft afgelegd bij de deken en de Raad voor de Rechtsbijstand over de ‘evident onjuiste gang van zaken’ kunnen niet als onrechtmatig worden gekwalificeerd, aldus de kantonrechter. De gelegde beslagen worden opgeheven, en Smit moet de proceskosten betalen. Hij reageerde niet op een verzoek om commentaar.