Twee notarissen die tot en met 2013 getrouwd waren en samen een kantoor voerden, zijn onlangs beide geschorst door de Amsterdamse Kamer voor het Notariaat. Er was op hun kantoor anderhalf jaar sprake van een negatieve bewaringspositie op de derdengeldenrekening van ruim een half miljoen euro. Zo’n overtreding is normaliter goed voor ontzetting uit het ambt. De mannelijke notaris is echter zes maanden geschorst, zijn ex-echtgenote één maand.
De negatieve bewaringspositie kwam aan het licht toen het Bureau Financieel Toezicht (BFT) in juli 2014 een onderzoek instelde bij het nieuwe, begin 2014 gestarte kantoor van de vrouwelijke notaris. Zij had zelf het BFT ingelicht over een opmerkelijke overboeking van 560.000 euro van 5 september 2012, van de kwaliteitsrekening naar een rekening in het buitenland.
Toen het BFT het onderzoek voortzette bij het kantoor van haar ex-man, bleek uit de jaarstukken over 2013 – toen het stel nog samen dit kantoor voerde – inderdaad dat hij het bedrag via een Duitse advocaat had gestort op de bankrekening van een vermogensbeheerder in Luxemburg, die de som ‘in depot hield’. De notaris had besloten tot de overboeking, omdat het ‘een aantrekkelijk alternatief bood voor het genereren van meer rente op de rekening’. Pas op 14 juli, de dag dat het BFT de storting opmerkte in het kader van het onderzoek, werd het bedrag weer teruggestort.
Met aftrek van deze 560.000 euro bedroeg de bewaringspositie van het kantoor anderhalf jaar lang ruim 530.000 euro negatief. Dat is in principe een doodzonde in het notariaat, onderstreept de tuchtrechter in beide uitspraken, die normaal gesproken tot ontzetting uit het ambt leidt. ‘Gelden die aan de notaris in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden worden toevertrouwd, moeten op een bijzondere rekening worden gestort en dienen te allen tijde ten volle in geldmiddelen aanwezig te zijn […] De notaris heeft het risico gelopen dat de derdengelden van het kantoor vanaf het moment van de storting geheel buiten de beschikkingsmacht van de notaris c.q. geheel verdwenen hadden kunnen zijn’.
De Kamer voor het Notariaat oordeelt in twee afgelopen week gepubliceerde uitspraken van 13 oktober echter milder vanwege de persoonlijke omstandigheden die hebben gespeeld. Daarbij ziet de kamer geen aanwijzingen ‘dat de notaris de gelden voor eigen gebruik wilde aanwenden of dat de gelden tussentijds door hem van de rekening zijn gehaald en weer teruggestort’. De mannelijke notaris komt er daarom vanaf met een schorsing van zes maanden.
Ook al meldde zijn ex-vrouw de onvolkomenheid op haar voormalige kantoor zelf bij het BFT, toch wordt ook zij een maand geschorst. De onttrekking aan de derdengeldenrekening was buiten haar om gegaan, zegt zij, en haar ex-man weigerde haar opheldering te geven over de storting. Toch meldde ze de transactie pas anderhalf jaar later, overigens met het verzoek de melding ‘te verpakken als regulier onderzoek zodat zij uit zicht zou blijven. Dit was voor het BFT aanleiding om ook tegen haar een klacht in te dienen.
Een eveneens gegronde klacht, vindt de kamer. De vrouwelijke notaris was weliswaar zelf niet direct betrokken bij de overboeking en werd er pas achteraf mee geconfronteerd, maar ze heeft veel te lang gewacht met het melden van de transactie bij het BFT. Haar persoonlijke omstandigheden rechtvaardigen niet dat ‘zij cliënten en andere derden zo lang heeft blootgesteld aan onveilige bewaring van aan hen toekomende gelden’.