Een Zandvoortse advocaat voerde begin deze maand een gevoelig argument aan om in een lang slepende echtscheidingszaak de meervoudige familiekamer van het Gerechtshof Amsterdam te wraken. Een verre familieband tussen een van de rechters en de advocaat van de wederpartij zou de reden zijn voor mogelijke vooringenomenheid van deze rechter.
De advocaat in kwestie vertegenwoordigt de man in de civiele procedure bij het Amsterdamse hof. Op 12 februari 2016 wraken zij de meervoudige familiekamer vanwege vermeende vooringenomenheid van de raadsheren. Die berusten hier niet in.
Bij de behandeling door de wrakingskamer van het Gerechtshof Den Haag voert de advocaat meerdere redenen aan om de schijn van partijdigheid te onderbouwen. Zo zou onder meer een schriftelijke reactie op een vordering zijn geweigerd, zou zij niet lang genoeg hebben mogen pleiten en zou ook het bespreken van een schikkingsvoorstel de schijn van partijdigheid hebben gewekt. Argumenten die de raadsheren stuk voor stuk tegenspreken in hun verweer. Tot slot komt de advocaat mondeling met een laatste aanvullende wrakingsgrond: de naam en nevenfuncties van raadsheer Sturhoofd zouden de schijn van partijdigheid wekken.
De advocaat voert hiervoor een JOKOS-dossier aan (een dossier rondom claims voor tijdens de Tweede Wereldoorlog geroofde inboedels) van de in 1943 overleden mevrouw Esther Sturhoofd-Loonstein. Hieruit zou een familieband blijken tussen raadsheer Sturhoofd en advocaat Loonstein, die de vrouw bijstaat in de procedure. ‘Bovendien vervult mr. Sturhoofd een nevenfunctie bij de Liberaal Joods Gemeente Amsterdam en is mr. Loonstein oprichter van Federatief Joods Nederland. Deze beide stichtingen houden zich onder meer bezig met het terughalen van in de tweede wereldoorlog van Joden geroofde kunstschatten en banktegoeden en staan met elkaar in contact.’
De wrakingskamer van het Gerechtshof Den Haag gaat in haar beslissing van afgelopen dinsdag uiteindelijk niet inhoudelijk in op de verre familieband. Raadsheer Sturhoofd was zelf namelijk niet aanwezig op de zitting om verweer te voeren, vanwege een al voor de indiening van het wrakingsverzoek geplande vakantie.
Wel wordt de advocaat niet-ontvankelijk verklaard en wordt het wrakingsverzoek zodoende afgewezen, ‘omdat naar het oordeel van de wrakingskamer geen zwaarwegende aanwijzing bestaat voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is’.
*Rectificatie 11/3: De titel boven dit bericht is vrijdag 11/3 op verzoek aangepast. Ten onrechte is in de eerdere kop van dit artikel vermeld dat een advocaat een raadsheer had gewraakt vanwege Joodse afkomst. Onze welgemeende excuses hiervoor.
De betreffende wrakingsgrond was daarbij de achtste en laatste wrakingsgrond en behelsde enkel de mogelijke familie- en de bestuursrechtelijke relatie van de raadsheer met de advocaat van de wederpartij. Het wrakingsverzoek is ingediend op zeven andere gronden waaronder het niet toelaten van een stuk (ingediend 6 dagen voor de zitting) en de behandeling ter zitting.