Advocatenkantoor Poelmann Van den Broek heeft onrechtmatig gehandeld bij het vestigen van een pandrecht voor een ‘bevriend’ fiscaal advieskantoor. Dit heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden recent bepaald. Poelmann zag over het hoofd dat er al een pandrecht was verstrekt, met grote gevolgen.
Poelmann van den Broek en fiscaal advieskantoor JacobsKottier werkten in de periode 2002-2012 geregeld samen. Sterker nog: ze waren in hetzelfde kantoorpand in Nijmegen gevestigd, waar JacobsKottier bedrijfsruimte huurde van Poelmann, en ze verwezen geregeld cliënten naar elkaar door, zo wordt duidelijk uit het arrest van 12 mei.
Bij een van hun gezamenlijke cliënten gaat het op gegeven moment mis, als deze ondernemer (o.a. in luxe riviercruises) eind 2008 financiële problemen krijgt en de facturen van JacobsKottier niet meer kan betalen. Hij stelt aan JacobsKottier voor een pandrecht op een vordering van een diens bedrijven te verschaffen, een opdracht waarmee een ervaren advocaat en een jongere advocaat-medewerker van Poelmann begin 2009 mee aan de slag gaan.
De poppen zijn aan het dansen als de ondernemingen van de cliënt in 2011 en 2012 failliet gaan en JacobsKottier tot zijn verbazing te horen krijgt dat het advieskantoor niet over het eerste zekerheidsrecht beschikt: dit blijkt ABN Amro te zijn. Hierdoor loopt JacobsKottier naar eigen zeggen zo’n 350.000 euro aan onbetaalde facturen mis, reden genoeg om een jaren durende procedure tegen Poelmann Van den Broek te starten.
Die rechtszaak eindigde voorlopig half mei bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, nadat in april 2018 de rechtbank Gelderland al had geoordeeld dat Poelmann tekort was geschoten en een – nader te bepalen – schadevergoeding aan JacobsKottier moet betalen wegens onrechtmatig handelen.
Het hof heeft nu alle grieven van Poelmann tegen dit vonnis van tafel geveegd en bevestigt dat het advocatenkantoor op de hoogte had moeten zijn van het eerdere pandrecht van ABN Amro, of in elk geval met de mogelijkheid van een eerste pandrecht. Poelmann voert aan dat diverse documenten destijds geen nadere informatie over een zekerheidsrecht van de bank bevatten, maar het hof citeert een e-mail van een van de betrokken partijen waarin weldegelijk informatie staat over financiering of ‘nog te verstrekken zekerheden’ door ABN Amro.
‘Bijzondere omstandigheden’
Poelmann had ‘door deze bewoordingen in elk geval op de hoogte behoren te zijn van de mogelijkheid dat er reeds een financiering was verstrekt en/of er reeds een pandrecht was gevestigd,’ aldus het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. ‘[Het kantoor] had een mededelings- dan wel waarschuwingsplicht, en door deze niet te vervullen heeft [het kantoor] derhalve onrechtmatig jegens JacobsKottier gehandeld.’ Bovendien zou JacobsKottier volgens het hof haar dienstverlening aan de ondernemer hebben gestaakt als het kantoor had geweten dat er geen sprake was van een eerste pandrecht – en dus onvoldoende zekerheid was geweest –.
Dit wringt des te meer gezien ‘de bijzondere contacten’ tussen Poelmann en JacobsKottier, aldus het hof. ‘JacobsKottier was een cliënte van Poelmann in andere zaken en de kantoren Poelmann en JacobsKottier hadden geregeld informeel contact en onderhielden een zekere (vertrouwens)relatie. [appellant] wist dat JacobsKottier afging op de juistheid van de informatie die [appellant] haar ter zake verstrekte ten aanzien van de vordering op Politours en dat JacobsKottier geen eigen advocaat had ingeschakeld.’ In dit licht had Poelmann JacobsKottier ervoor moeten waarschuwen dat het advocatenkantoor enkel in het belang van de cliënt handelde, en dat JacobsKottier niet blindelings op de informatie van Poelmann mocht afgaan.