Een advocate stelt in een procedure rond de Wet Werken en Zekerheid (WWZ) hoger beroep in met een dagvaarding in plaats van een verzoekschrift met gronden. Ze had op internet gelezen dat dit zo moest. Dit tot ergernis van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat haar een veeg uit de pan geeft.
In een tussenuitspraak in het hoger beroep tegen Zorggroep Almere staat het hof vrij uitgebreid stil bij de opmerkelijke actie van de advocaat. Op de rolzitting kreeg de appellante van de rolraadsheer de vraag waarom haar advocaat toch voor de weg van ‘een kale appeldagvaarding’ had gekozen in plaats van voor een beroepschrift, stelt het hof.
De wederpartij vermoedt dat de advocaat dit heeft gedaan in een poging ‘oneigenlijk uitstel’ te krijgen om gronden te kunnen indienen. Volgens de zorggroep zat de advocaat in tijdnood, omdat de cliënte niet genoeg informatie had aangeleverd.
De advocaat stelt hierop zij ‘uit een niet nader aangeduide pagina van rechtspraak.nl heeft afgeleid dat, afgezien van bestuursrechtelijke procedures, uitsluitend in personen- en familiezaken het hoger beroep bij beroepschrift moet worden ingesteld en dat in alle arbeidszaken hoger beroep bij dagvaarding moet worden ingesteld’.
Volgens het Gerechtshof staat niet vast dat de advocaat voor een dagvaarding koos om maar een – ongeoorloofd – uitstel te krijgen. De dagvaarding zelf werd immers niet op het laatste moment verstuurd. “Wel heeft mr. Tastan-Bastimar er blijk van gegeven het procesrecht onvoldoende meester te zijn,” oordeelt het hof streng. “Van een advocaat mag verwacht worden dat deze meer doet dan alleen het raadplegen van een algemene site op het internet. [Zij] had ook in de wet en in handboeken moeten kijken.” Bovendien had van de advocate verwacht mogen worden dat ze bekend is met de procesreglementen, bijvoorbeeld over het indienen van beroepschriften op grond van de WWZ.
De cliënte mag echter niet de dupe worden van dit gebrek aan kennis, vindt het hof. De zaak zal daarom later worden voortgezet in de vorm van een verzoekschriftenprocedure, en de reeds ingediende gronden worden aangemerkt als ‘tijdig ingediend’.