Zes mobiele telefoons, vijf batterijen, twee opladers en zes simkaarten. Dat stuurde een strafrechtadvocaat per geprivilegieerde post op aan een gedetineerde, vergezeld van een brief aan de directeur van de penitentiaire inrichting om deze aan zijn cliënt uit te reiken. De Raad van Discipline in Amsterdam vindt weliswaar dat de advocaat het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, maar acht een maatregel niet nodig.
De advocaat heeft ter zitting ‘duidelijk blijk gegeven van inzicht in het onbetamelijke van zijn handelen’, aldus de raad. Ook wijst de raad op het ontbreken van tuchtrechtelijke antecedenten van de advocaat.
De zaak kwam eerder in het nieuws omdat de directeur van de PI de advocaat gedurende acht weken toegang ontzegde tot de inrichting. In kort geding bepaalde de rechtbank Den Haag in november 2012 echter dat die maatregel te ver ging. ‘Nog daargelaten of een dergelijke maatregel valt onder het toepassingsbereik van artikel 38 Pw – waar immers sprake is van toegang tot een (bepaalde) gedetineerde en niet van toegang tot de inrichting – is het belemmeren van persoonlijk onderhoud tussen raadsman en zijn cliënt een oneigenlijk middel,’ aldus de voorzieningenrechter.