Het Gerechtshof moet de mogelijkheid van valsheid in geschrifte door procesadvocaat Jacob Cornegoor opnieuw onderzoeken, zo oordeelt de Hoge Raad vandaag. De advocaat komt door deze beslissing opnieuw voor de rechter te staan. Het hof in Den Haag heeft volgens de Hoge Raad te gemakkelijk aangenomen dat de informatie die Cornegoor in 2004 verstrekte aan de toenmalige directeur van het Rotterdamse Havenbedrijf. geen opzettelijke valsheid in geschrift betrof.
Door Joris Rietbroek
Het dinsdag gepubliceerde arrest van de Hoge Raad volgt precies 22 maanden nadat het Gerechtshof in Den Haag Cornegoor vrijsprak van valsheid in geschrifte, waarop het Openbaar Ministerie in cassatie ging. Het hof oordeelde op 17 april 2013 dat Cornegoor een flinke fout had gemaakt, maar dat daarom nog geen sprake was van opzettelijke valsheid in geschrifte.
De Hoge Raad merkt nu op dat het Gerechtshof weliswaar heeft vastgesteld dat door Cornegoor in 2004 opgestelde legal opinions onjuiste informatie bevatten, maar ‘dat daarin ook een opmerking stond die erop wijst dat de advocaat aandacht vroeg voor een mogelijk dispuut over de eis van toestemming van de commissarissen.’ Om deze reden vond het hof dat er geen sprake was van valsheid in geschrift, maar deze redenering noemt de Hoge Raad onjuist.
Dat geldt ook voor het oordeel van het hof dat Cornegoor de door hem opgestelde zogenoemde ‘certificates’ niet opzettelijk vals zou hebben opgemaakt, omdat hier ten onrechte in stond dat de commissarissen toestemming hadden gegeven voor de garanties. ‘’s Hofs oordeel is ontoereikend gemotiveerd.’
Justitie verdenkt Cornegoor er al jaren van een belangrijke schakel te zijn geweest in het Rotterdamse havenschandaal in 2004. De advocaat, op dat moment werkzaam bij toenmalig kantoor Spigthoff, zou opzettelijk fouten hebben gemaakt bij het opstellen van legal opinions en certificaten voor Willem Scholten, voormalig directeur van het (toen nog gemeentelijke) Rotterdamse Havenbedrijf. Volgens deze documenten was Scholten bevoegd om zonder toestemming van de commissarissen van het havenbedrijf garanties af te geven voor bankleningen.
De Duitse Commerzbank verstrekte hierop een lening van zo’n 38 miljoen euro aan het RDM-concern van ondernemer cq. ‘bedrijvendokter’ Joep van den Nieuwenhuijzen (in juli 2013 veroordeeld tot 2,5 jaar cel voor deze en andere constructies), die de bankgaranties had verkregen van Scholten. De statuten van het Havenbedrijf stelden echter dat Scholten wel degelijk toestemming van de raad van commissarissen nodig had gehad. Toen de bedrijven van het RDM-concern de kredieten niet konden terugbetalen, werd het Havenbedrijf voor die terugbetaling aangesproken.
Corgenoor, sinds het uiteenvallen van Spigt Litigators in augustus 2014 werkzaam bij Hoff Advocaten in Haarlem, heeft zich er altijd op beroepen dat hij uitgerekend deze cruciale regel in de statuten destijds over het hoofd moet hebben gezien (‘het was oenig’). Was de Rotterdamse rechtbank eerder van oordeel dat Cornegoor weliswaar ‘weinig kritisch was geweest’ maar dat hij de documenten niet met opzet valselijk had opgemaakt, volgens het hof was dit wel het geval. ‘Van de verklaring van de verdachte dat hij bepaalde teksten over het hoofd heeft gezien en dat hij dus een ‘oenige’ vergissing heeft gemaakt, kan geen sprake zijn.’
Maar dat zo’n document onjuist is opgemaakt, wilde volgens het Hof nog niet zeggen dat er in de zin der wet sprake is van valsheid in geschrifte: Cornegoor werd daarom ook door het Gerechtshof op alle punten vrijgesproken. Het hof in Den Haag moet zich nu opnieuw buigen over de kwestie.